VIEFHUES HET SMOKKELGEHUCHT AAN DE GLANERBEEK.  

Aan de oever van de Glane… Het treurende meisje en de snelle vliet. Drama van het Viefhuesblok of het sprookje van de goede smokkelaar.

Aan de oever van… Kent U het liedje? Ik dacht er dezer dagen aan bij een bezoek aan Twente, waar zo menig treurend meisje aan de oever zit van wat men met enige verbeeldingskracht een snelle vliet zou kunnen noemen: de Glane. U kent deze woeste stroom misschien niet, maar als ik er bij vertel, dat er acht kilometer ten oosten van Enschede een brug over ligt, die — hoe zou het anders kunnen — de Glanerbrug heet, dan hoort U een bekende klank. Glanerbrug is de Nederlandse naam van een dorp geworden, dat zich ter weerszijden van het grensriviertje uitstrekt en dat op de rechteroever Glanerbrücke heet. En dit internationale dorp is dan weer een van de problemen van de douane.

De Glanerbrug over de Glane(rbeek) bij Viefhues.

De douane, althans de Nederlandse, is ondanks de onmiskenbare romantiek van het vak niet poëtisch van aard. Anders zouden de kommiezen menigmaal ook nog het Lorelei-lied aanheffen: Ich weiss nicht wass soll es bedeuten, dass ich so traurig bin, ein Märchen aus uralten Zeiten, dass kommt mir nur nicht aus dem Sinn. Want inderdaad, hier leeft een sprookje uit oude tijden, het sprookje van de goede smokkelaar. Het leeft in de harten van alle meisjes en de snelle vliet, en dat zijn er vele. Zij hebben honger en in der Heimat, in der Heimat, da gibt’s kein Fressen mehr, zoals een variant op een ander lied uit het land van Schiller en Goethe weet te vertellen. Maar er zijn nog wel scharen en messen, haaknaalden en fittings, radio’s en motorfietsen. En dat zijn allemaal dingen, waarvoor de zwarte markt aan deze zijde van de Glane wel belangstelling heeft. Natuurlijk komen die dingen hier ook langs reguliere weg, maar in geringe mate. Dus zijn ze duur in de sluikhandel. Daar komt dan nog bij, dat men ze betrekkelijk goedkoop kan krijgen als men Bohnenkaffee heeft aan te bieden. Dat vindt de internationale zwarte markt niet zo moeilijk, want in België is de koffie op de bon, ook voor de smokkelaar. Hier springt het nauwe verband tussen smokkel en sluikhandel wel duidelijk in het oog! De omgeving van Glanerbrug is een ideaal smokkelland. Het grensriviertje is nog geen meter breed en doorgaans niet dieper dan  een centimeter of tien, twaalf. Doorwaadbaar dus. Het land aan weerszijden bestaat uit kleine akkers en weilanden met veel droge sloten en houtopslag, het is geaccidenteerd en het ligt vol paadjes. Ook overdag komen er tal van mensen over met kleine beetjes smokkelwaar. Het is een voortdurend komen en gaan. Wij troffen enige commiezen, verscholen in een sloot achter een bosje. — Al wat gesnapt vandaag? — Zonet nog twee meisjes. Drie vrouwen kwamen er achteraan, maar die zijn teruggekeerd naar gindse boerderij. — Is smokkelen hier vrouwenwerk? — Veelal wel. — Krijgt u er veel te pakken? — Als u mij vraagt hoeveel, zeg ik: misschien 5 of 10 procent. — Meer niet? — ’t Is hier ondoenlijk als er niet om de drie meter een kommies langs de Glane staat. — Maar ’s nachts — ’s Nachts is het nog moeilijker. Zij zien ons wel niet, dat is een voordeel, maar ze sturen hondjes het veld in, die er op afgericht zijn te gaan blaffen als ze een kommies zien. Gaat u maar eens kijken bij het Viefhuusblok Wij gingen er kijken. Het was een bouwvallig groepje woningen, oorspronkelijk acht in getal. Nu stonden alleen het eerste en het laatste er nog van. — Dezer dagen is er weer een omgewaaid, hoorden wij. — Wat, omgewaaid? — Eén van die huisjes. Het wachten is nu op de beide laatsten. — Is de boel hier zo bouwvallig? — Dit staat er zeker al zestig jaar en er is nooit iets aan gedaan. — Waarom is dit blokje nu zo berucht? — 

Kijk, dat zit zo, aldus onze zegsman, de oorspronkelijke eigenaar was Viefhuus, een Duitser, die op dat kasteeltje daar (hij wees op een landgoed tussen geboomte een paar honderd meter over de grens) een jeneverbranderij had. Dat was lang voor de Eerste Wereldoorlog. Toen kon iedere toerist nog voor eigen gebruik een liter jenever accijnsvrij over de grens brengen. Viefhuus profiteerde daarvan door op de Nederlandse oever van de Glane, waar hij ook land had — hij bezat bij elkaar een tweehonderd hectares — een blok van acht huisjes te bouwen en die te verhuren aan smokkelaars met grote gezinnen, die bereid waren dagelijks met hun allen ettelijke keren over te lopen, telkens met één liter jenever. Dat was de bedoeling van de wet niet, maar er was niets aan te doen. Viefhuus werd er rijk mee, de smokkelaars deden goede zaken en de douane kon er niets aan doen. ’t Heeft jaren en jaren geduurd. Nu is het afgelopen, want jenever is niet meer zo gewild, maar de bewoners van het Viefhuusblok smokkelen nog steeds, zolang ze ons niet zien. Wij hebben hier nu een vaste post, dag en nacht. Maar desondanks…………………….

De wanhoop der kommiezen – het beruchte Viefhues-blok bij Glanerbrug – één groot smokkelcentrum.

Het proza hierboven in de landelijke pers brengt het meest zuid-oostelijke stukje van de Gemeente Losser toch maar weer eens onder de aandacht. Vroeger kon men vanuit De Beekhoek de Duitse grens oversteken en was de aldaar gelegen herberg en jeneverbranderij voor de “liefhebbers” dus gemakkelijk bereikbaar. De hier gestookte Foezel (ook wel van aardappelen gemaakt en van slechte kwaliteit) bezorgde zowel de gebruikers als de autoriteiten zware hoofdpijnen. Vooral de “bijwerkingen” zoals vechten, vernielen, stelen, smokkelen, steek- en schietpartijen en (collectief) geheugenverlies waren aan de orde van de dag. Door de krantenverslagen over uitspraken van de Politierechter uit Almelo (waarvan verderop in dit artikel een bloemlezing), die zich laten lezen als een schelmenroman, krijgen we een klein inkijkje in de zelfkant van delen van de samenleving van toen.

Via dit kleine stukje van de grens tussen steen 74 en 75 krijgen we ook te maken met alle aspecten van de recente geschiedenis zoals in de eerste wereldoorlog (mensen)smokkel, pogingen van deserteurs en Franse- Belgische- of Russische krijgsgevangenen om illegaal de grens over te steken. Maar later ook van de opkomst van het Derde Rijk en de daarmee gepaard gaande vlucht van Joodse vervolgden. De verscheidenheid aan over en weer gesmokkelde (ruil)artikelen gaat elke fantasie te boven: spiritus, koffie, chocola, vee, (motor)fietsen, electronica, lingerie, margarine, oliën/vetten, ………………………….

Stukje van een toeristisch route waarvan Viefhues ook een onderdeel vorm. Bron: Tubantia 1904.

En natuurlijk was er altijd wel iets aan de hand getuige de krantenberichten hierna: