Vlodderstad

‘Vlodder-Willem’ luidt de bijnaam van Willem te Brinke, de man die in het begin van de 20e eeuw aan de zuidrand van Glanerbrug zijn huis bouwt. Hij is zeeman van beroep en tijdens een van zijn reizen is hij een onderbeen kwijt geraakt. Op de vraag van een voorbijganger, hoe hij er desondanks in slaagt om een huis te bouwen, antwoordt hij luchthartig: “Och, ik vlodder maar wat an!” Nadat hij zijn eigen huis af heeft, bouwt Willem ook nog een blok van vier en een van twee woningen. Als Te Brinke in 1910 onverwacht overlijdt, worden de woningen verkocht. Vraagt men aan de bewoners waar ze wonen, dan luidt het antwoord: “Aan de Veenweg, bij Vlodder-Willem!” Het zal nog tot 1925 duren voordat het Vlodderstad, zoals Glanerbruggers het kenden en nog kennen, wordt betrokken.

Schrikbarende woningnood

In 1923 stellen B&W van de gemeente Lonneker aan de gemeenteraad voor 24 ‘eenvoudige wooningen’ te laten bouwen om aan de schrikbarende woningnood in Glanerbrug het hoofd te bieden. Het ministerie wordt gekend in de voorstellen en op 12 januari 1924 oordeelt ‘Den Haag’ dat de financiële onderbouwing van het plan niet deugt. De kostprijs van de woningen mag niet hoger uitpakken dan 2000 gulden voor een blok van twee en de voorgestelde huurprijs moet omhoog. De bewoners kunnen best f 3,55 huur gaan betalen in plaats van de drie gulden die de gemeente voor ogen heeft. En als ze dat niet kunnen betalen, dan moet de gemeente maar bijspringen. Lonneker antwoordt daarop dat die bouwkosten nauwelijks lager kunnen, maar misschien wil de aannemer wel afzien van winst om zijn arbeiders in die tijd van malaise aan het werk te kunnen houden. In ieder geval begint de gemeente met de aankoop van grond. Rusius uit Enschede heeft twee percelen in de aanbieding voor 37 ½ cent per m2 en Ter Kuile, eveneens uit Enschede, wil voor 1000 gulden wel een ander perceel verkopen. Door bezuinigingen op de steensoort, de specie en op de fundering wordt de kostprijs verder omlaag gehaald. Eind 1924 komt tijdens de openbare inschrijving aannemersbedrijf Bos&Wessels met f 49,773 als goedkoopste uit de bus. De bouw vordert gestaag, de screening is afgerond en in juni 1925 betrekken de bewoners hun schamele onderkomens. Schamel, maar in vrijwel alle gevallen is het een hele vooruitgang voor de nieuwe huurders vergeleken met hun vorige bewoning.

een aantal bewoners van de vlodderstad

Hardvochtige huurbaas

Echtpaar de Jong

Het lijkt allemaal koek en ei, maar in de loop der jaren komen er toch klachten binnen bij de gemeente. Zo richt bewoner Oosterhof zich tot de gemeente met het verzoek om zijn woning te mogen ruilen met die er naast. Zijn woning is namelijk zo vochtig dat zijn kinderen vaak ziek zijn. Als bewijs hiervoor verwijst Oosterhof naar een verklaring van huisarts Oldenboom. De gemeente erkent dat de halfsteens muur van de keuken vocht doorlaat, maar is van mening dat Oosterhof gewoon moet blijven zitten waar hij zit, vocht of geen vocht. Ook met wanbetalers toont de gemeente weinig compassie. Regelmatig worden bewoners gemaand tot betaling van huur en als dat niet helpt is er de gang naar de rechter. Over een van deze wanbetalers schrijft de ambtenaar van dienst: ‘Bewoner zit een gevangenisstraf uit wegens jeneversmokkel en weigering visitatie. Hij is te lui om te werken en indien hij werkt is hij onwillig om te betalen. Geeft voor tbc te zijn, doch volgens verklaring van twee geneesheren is zulks NIET het geval!’ Duidelijk is dat deze bewoner voor het gerecht wordt gedaagd en dat uitzetting dreigt. Maar deze dwang leidt in zijn algemeenheid niet tot een betere betalingsmoraal. In 1930 moet de gemeente constateren dat het overgrote deel van de bewoners de huur niet of zeer onregelmatig betaalt. Uit een inventarisatie blijkt niet alleen de armoede bij sommige bewoners, maar ook de grootte van de gezinnen. Het echtpaar De Wit moet rondkomen van f 15,50 per week. Vader is 70 jaar en ontvangt van het armenbestuur f 7,50, moeder van 58 heeft geen inkomen en de inwonende zoon van 25 verdient als schildersknecht een schamele 8 gulden per week. Bij het gezin Zeeën verdient vader de kost voor hemzelf, zijn vrouw en hun 8 kinderen. Geen vetpot want vader verdient wekelijks niet meer dan f 22,50 bij Menko. De financiële situatie bij de familie De Jong is dan misschien beter te noemen, maar het kleine huisje moet wel onderdak bieden aan liefst 13 bewoners: de ouders wonen er met hun 10 kinderen en ook oma woont in. Niet alleen de huurachterstanden baren de gemeente zorg, maar ook de rommelige ‘getimmertes’ achter de huizen. Dat moet afgelopen zijn, vindt de gemeente. De bewoners krijgen eerst een vriendelijke brief met het verzoek om die opstallen af te breken en als dat niet helpt, komt op pakjesavond 1930 veldwachter Leidekker hoogstpersoonlijk de aanzegging bij de bewoners overhandigen dat ze het getimmerte moeten af breken.

Nagenoeg ongrijpbaar

Al met al begint het buurtje de gemeente Lonneker zwaar op de maag te liggen. Lonneker wil er van af en bespreekt met woningbouwvereniging ‘Vooruit’ de overdracht van de 24 woningen. ‘Vooruit’ inventariseert de zaak, is niet erg enthousiast gelet op de betalingsmoraal en op de slechte toestand van de woningen en besluit om de woningen niet over te nemen. Lonneker is en blijft eigenaar van Vlodderstad. In 1934 slokt Enschede de gemeente Lonneker op en neemt daarbij ook het beheer en de verantwoordelijkheid voor Vlodderstad op zich. Als elders aan de Veenweg – die na de overname door Enschede de naam Schipholtstraat krijgt – huurwoningen verrijzen, verlaten velen Vlodderstad. Het gevolg is dat de woningen soms een tijdje leeg staan en dat er regelmatig nieuwe bewoners verschijnen. Voor de levenswijze van de buurtbewoners maakt dit allemaal niet zoveel uit. Ze gaan onveranderlijk hun gang en gaan creatief met wet- en regelgeving om. Het stropen is naast het smokkelen een belangrijke bron van inkomen en van vermaak. Een van de stropers, Johan Jongedijk, is bij de politie berucht omdat men hem niet te pakken kan krijgen. Johan is zo ongrijpbaar omdat hij slechts bij uitzondering thuis is. Alleen voor een wasbeurt of om schoon goed aan te trekken is hij even in Vlodderstad te vinden. Maar op een middag moet hij er dan toch aan geloven. Motoragenten drijven hem een weiland in, maar van opgeven wil Jongedijk dan nog niet weten. Pas een schot in zijn been dwingt de stroper om zijn verzet op te geven. De actie wordt nauwlettend gevolgd door vrijwel alle bewoners van Vlodderstad en het mag duidelijk zijn waar de sympathie van die toeschouwers naar uit gaat.

Schilderachtig

De Vlodderianen houden van gezelligheid en daarbij hoort ook een goed glas bier. Dan wil het wel eens uit de hand lopen. Op een fraaie zondagmiddag hebben enkele heren wat te diep in het glas gekeken en in een jolige bui vat men het plan op om een rodeo te houden naar Amerikaans voorbeeld. In de wei van boer Schouwink lopen paarden en die kunnen prima dienen als rijdier. Maar door de overdaad aan drank gaat niet alles zoals het moet en het wordt helemaal heftig als de eigenaar van de beesten verhaal komt halen. Dan is het snel uit met de pret.

Een buurt vol schilderachtige types, dat Vlodderstad aan de rand van Glanerbrug. Types als Rikus ‘Karnemelk’ de Jong, zo genoemd omdat zijn grootvader zuur geworden melk als karnemelk verkoopt. De bijnaam van Rikus is ‘burgemeester’ omdat hij te pas en te onpas bewoners in de echt verbindt. Met dan een feest als gevolg! En dan is er nog de ’blinde’ Peters die met hond en stok een vaste verschijning is. Peters is volgens de verhalen blind geworden na het nuttigen van zelfgestookte drank. En of hij echt zo blind is als hij voorgeeft? In ieder geval weet hij altijd precies hoeveel wisselgeld hij terugkrijgt en ook weet hij precies de welvingen van een vrouwenlichaam te vinden. Ook een echtpaar met de bijnaam ‘de Kraai’ hoort tot het erfgoed van Vlodderstad. Het paar, dat ook bekend staat vanwege de voorliefde voor drank, neemt het niet zo nauw met de hygiëne. Vooral in de zomermaanden teistert een enorme vlooien- en luizenplaag de woning van het duo. Daarnaast – en dat kan geen verwondering wekken – komt er niet echt een frisse geur uit de woning en ligt er overal rommel. De dame in kwestie moet het ontgelden tijdens een buurtfeest. Ze zit als een van de eersten in de tent, is alras behoorlijk onder invloed en rept zich vervolgens naar de mobiele wc. Dat is het sein voor een paar buurtkinderen om het huisje om te kieperen met als gevolg dat madam helemaal onder de viezigheid naar buiten vlucht. Na een korte verschoning is ze trouwens al spoedig weer in de tent te vinden.

In de loop van de jaren zestig treedt teloorgang op. De huur bedraagt in die periode nog slechts f 2,75 per week, maar het comfort is ook na ruim 40 jaar nog ver te zoeken. Voor grote gezinnen is het dan nog steeds passen en meten: de kinderen slapen met z’n tweeën in een eenpersoonsbed, bergplek is er nauwelijks, en voor de wekelijkse wasbeurt is men aangewezen op de teil of op het gemeentelijke badhuis aan de Schoolstraat. In 1972 worden de woningen opgeknapt en komt er een gasaansluiting, een wc en een eigen douche. De huurprijs wordt dan opgehoogd naar 75 gulden per maand.

In juli 1976 vieren de bewoners en oud-bewoners nog éénmaal het Vlodderfeest. Er verrijst een feesttent, er zijn activiteiten voor de kinderen en … er is bier. Volop bier. Het feest, officieel geopend door de oudste bewoner van Vlodderstad, David Bakker, wordt er één om nooit te vergeten en nog lang over na te praten. Maar, het is het laatste feest. Het verloop is ingezet en onstuitbaar.

In 1992 begint de gemeente met het afstoten van woningen. Ze worden aan de bewoners te koop aangeboden voor bedragen rond de 20.000 gulden. Huizen die niet verkocht worden, gaan tegen de vlakte. En dat gebeurt met het overgrote deel van de woningen. Anno 2012 zijn er nog zes woningen over van 24 die in 1925 werden betrokken. Deze zes zijn intussen door hun eigenaren behoorlijk verbouwd en opgeknapt. Het roemruchte buurtje van weleer is niet meer. Het leeft enkel nog in de verhalen van oud-bewoners. Verhalen die getuigen van bijzondere bewoners uit een bijzondere buurt. Een buurt die Vlodderstad is genoemd. Naar Vlodder Willem die zo’n eeuw geleden zijn huis bouwde in dit stuk van Glanerbrug.

1925: Ook een ander gezin kan de spullen inpakken en verhuizen.
Het betreft ‘een ruw en onbeschaafd gezin, doch wel eerlijk.
Het is een gezin dat verder niemand last veroorzaakt.’
Afgewezen wordt een meneer uit Emmen en over hem meldt de betreffende ambtenaar:
‘Meneer woont samen met een vrouw waarvan de man in de gevangenis zit.
Hij woont in een woonwagen en vent met negotie. Absoluut ongeschikt!’