DE VEREENIGING
Midden in het jaar 1899 krijgt kapelaan Meijer van de Jacobuskerk in Enschede van de bisschop in Utrecht de opdracht een parochie te stichten in Glanerbrug. Kort daarvoor heeft hij al de Sint Joseph’s Vriendenkring opgericht. Het doel daarvan om de katholieke landverhuizers die in Glanerbrug zijn neergestreken, met elkaar in contact te brengen en daarvoor is een eigen onderkomen nodig. En dat eigen onderkomen, komt er ook. In het najaar van 1900 wordt op plechtige wijze het verenigingsgebouw van de Sint Joseph’s Vriendenkring geopend. Veel katholieke groepen en verenigingen vinden er een onderdak. Om de zaak goed te laten lopen, komt er een conciërge op het pand en de eerste is de heer Reinink. Zijn opvolger is J. Bavel volgt hem op en in 1925 neemt C. Kamphuis de sleutels over en verhuist met zijn gezin van de Nieuw Frieslandstraat naar Kerkstraat 14. Werk is er genoeg voor de conciërges, want om de paar jaar vindt er wel een verbouwing plaats. In 1912 worden tegen de achterzijde van het verenigingsgebouw ruimtes aangebouwd; de zogenaamde patronaatsgebouwtjes. Zusters van het Olafklooster vangen hierin de katholieke jeugd van 4-5 jaar op in een school, die dan de bewaarschool heet. De opvallendste verandering vindt plaats in 1930. Dan wordt het woongedeelte van de conciërge, gelegen aan de voorzijde, herschapen en krijgt de “Vereeniging” de voorkant die sindsdien nooit meer is veranderd. Omdat dit gebouw alles te maken heeft met de katholieke gemeenschap en de kerk, is er ook altijd wel iets te doen in het pand. Bruidsparen trouwen in die tijd al vroeg in de morgen in de kerk en het hele gezelschap verhuist na het “Amen” van de pastoor naar het verenigingsgebouw. De conciërge heeft de bruiloftsgasten daarna de hele dag in de kost. Ook begrafenissen brengen de nodige werkzaamheden met zich mee. Na de plechtigheden op het kerkhof, trekt de stoet naar de Vereeniging waar de conciërge d St. Jozeph gebouw e koffie klaar heeft.
Ook de ziekenverzorging wordt vanuit de Vereeniging geregeld. Parochianen die de wijkzuster nodig hebben, melden dit bij de conciërge en zuster Adjuta fladdert, nadat ze dit met de conciërge overlegd heeft, heel Glanerbrug door om eerste hulp te verlenen. De conciërge krijgt voor dit extra werk een kleine vergoeding: één gulden per week in 1936. Bij grote gebeurtenissen zoals het inhalen van een neomist wijkt men ook graag uit naar het gebouw naast de kerk. Besturen van instanties die de armenzorg behartigen, verrichten van hieruit hun sociale werk. Ook clubs en verenigingen voor sport en vermaak (zang en toneel) opereren vanuit Kerkstraat 14. In de grote zaal waar plaats is voor enkele honderden bezoekers laten leden zien en horen wat ze ingestudeerd hebben. Na de verbouwing van 1930 is er ruimte voor kostgangers, die wel graag hebben dat ze op tijd een maaltijd krijgen en op een schone kamer kunnen rekenen. Van die hotelfunctie wordt goed gebruik gemaakt. Een kleinkind van Carel Kamphuis en Mientje Diepmaat – conciërge tussen 1925 en 1935 – mag in haar lagere schooljaren regelmatig logeren in de Vereeniging, maar moet wel een slaapplekje zoeken op de gang omdat er voor haar geen kamer vrij is. In zo’n verenigingsgebouw ontbreekt de mogelijkheid om een kaartje te natuurlijk niet. Zondagmorgen na de kerk “biej ‘n lekker köpke koffie” en een dikke sigaar is het er maar wat gezellig, maar het kan “d’r ok ofgoan” zodat het lijkt of er ruzie is. Die ontstaat inderdaad wel eens, zodat de politie erbij geroepen wordt. In 1932 haalt zo’n ruzie de pers. Op 22 maart van dat jaar heeft Kamphuis onenigheid met een gast die een biljartkeu pakt, ondanks dat de beheerder hem dit verbiedt. De gast heeft blijkbaar nog een rekening openstaan en weigert die te betalen en daarom mag hij ook niet biljarten, vindt Kamphuis. Maar daarmee gaat de gast, een 24-jarige schilder uit Glanerbrug, niet akkoord en hij schopt de beheerder meermalen. Er zijn uiteindelijk 8 man nodig om de overlastgever uit de zaal te zetten. De schilder wordt veroordeeld tot 10 en gulden boete plus 5 dagen hechtenis.
Na de oorlogsjaren wordt het verenigingsleven weer opgestart, worden feesten weer uitbundiger gevierd en krijgt ook de beheerder van de Vereeniging het druk. Toon Wolters heeft het beheer overgenomen van Kamphuis en het gebouw is en blij het toneel van veel grote en grootse feesten en bijeenkomsten. Als Toon Wolters in 1948 vertrekt, komt Toon Rutgers op de Vereeniging. Na 10 jaar houdt Rutgers het voor gezien en in 1958 vertrekt hij naar Duitsland, waar hij café Hellweg (vlak over de grens) heeft overgenomen. De Grolsch zoekt een nieuwe huurder voor het pand aan de Kerkstraat en die nieuwe huurder wordt Herman Hassing uit Overdinkel. De Vereeniging wordt onder zijn beheer een trekpleister van formaat en van wijd en zijd stromen danslustige jongelui toe. Ook de jaarlijkse ouderavonden van de welpen en verkenners van de Charles de Foucouldgroep zorgen ervoor dat de zaal tot de laatste plaats gevuld is. Herman Hassing’s zoon Jan vertelt over deze tijd het volgende: “Het café had diverse zalen zoals: de grote zaal, het voorcafé, het podium en het patronaat. Op de 1e verdieping huisde(tijdelijk) een tandarts en de arbeidersvakbond (ook tijdelijk). Later is de grote zaal uitgebreid met een serre. De locatie werd voor diverse activiteiten gebruikt zoals: bruiloft en, begrafenissen, tentoonstellingen (duiven en kanaries), sportwedstrijden(boksen), door een judoclub, voor tafeltennis en zelfs voor het afwerken van een tafelvoetbalcompetitie. En natuurlijk waren er de bekende dansavonden.
Het dansen op de zaterdagavond (vanaf 18.00u) mmv “Sang und Klang” o.l.v. de gebroeders Ekkelboom was uniek in deze regio. De avonden werden door ong. 300 mensen bezocht. Het was poot-aan werken, want op zondag na de mis moest alles weer “spic-en-span” zijn. Als de kerk leeg stroomde, was binnen “no time” het voorcafé vol en moest ik als kleine jongen bijspringen. Op 1 of 2 houten Grolsch kratten kon ik dan net bij de tapkraan, tapte bier en mijn vader bracht het dan rond. Het café was ook vertrekpunt van Avanti -W voetballers, het was hun vergaderruimte, en ook werden er de voetbalboekjes (in het voorcafé) gemaakt. Zelfs is het meerdere keren voorgekomen dat er op het veld niet kon worden getraind vanwege het slechte weer. De selectie van Avanti ging dan “de (achter) zaal in” om daar zitvoetbal te spelen. Ik was daar wel blij mee, want na iedere dansavond moest met veegpoeder (zaagsel met was) de vloer worden gereinigd en opgeboend en je mag raden wie dat mocht doen… Als Avanti had getraind, was de vloer al een stuk gladder en dat bespaarde mij veel werk. De zondagavond als dansavond was geen trekker. De loop was dan naar “de stad”. Om dit te veranderen en meer volk te trekken, besloot mijn vader om een artiest van naam op die zondagavond te laten optreden. Dit werd een groot succes. Met de “VIP’s” uit de jaren ‘60 en later stroomde ook de massa toe. Meerdere keren is het voorgekomen dat de Kerkstraat moest worden afgezet omdat of Ria Valk dan wel Johnny Lion, The Buffoons of The Blue Diamonds kwamen optreden. Een bijzonder optreden was wel dat van André van Duijn, die met een bandrecorder gekke acts deed en die de zaal compleet op z’n kop zette. André had net daarvoor in het TV-programma Top of Flop opgetreden en was razend populair. Een optreden van de beatgroep “Het” uit Amsterdam staat mij nog helder op het netvlies. Met het nummer “Ik heb geen zin om op te staan” haalden zij de Veronica-Top 40. Imca Marina, Corry Brokken, de Zangeres zonder Naam, Anneke Grönloh en Rita Corita (“Koffie, koffie lekker bakje enz.”); ze traden allemaal bij ons op. Dat waren top-avonden voor een uitverkocht huis.
Huisband “Sang und Klang” had op een gegeven moment ook een zangeres, ik dacht Christy Heupink uit Glanerbrug. The Blue Diamonds waren zo van haar gecharmeerd, dat zij met hen mocht optreden. Zij zong als een 2e Anneke Grönloh en The Blue Daimonds wilden graag met haar verder. Ook wilde mijn vader de Duitse Schlagerzanger Freddy Quinn (“Jungen komm bald wieder”) naar Glanerbrug halen, maar het Duitse agentschap van Freddy stak daar helaas een stokje voor. Wel zijn “The Scorpions” opgetreden, maar aan de echtheid van deze Scorpions is lang getwijfeld.” Het grote succes van de dansavonden heeft als neveneffect dat er in de gangetjes tussen de woningen aan de Kerkstraat en aan de nabijgelegen straten heel wat aan het in Oost-Nederland populaire vermaak “brommers kiek’n” wordt gedaan.
Maar ook Hassing kan het tij niet keren als de discotheek zijn intrede doet eind jaren ’60 /begin jaren ’70 van de vorige eeuw. Jan Hassing vertelt over de neergang: “Nadat de bijna hele top aan nederlandse artiesten had opgetreden, werd het “dansen” minder populair. De disco kwam op: plaatjesdraaien op verzoek en niks geen dure artiesten meer. Onze zaal was voor een disco minder geschikt en dus wilde mijn vader dat De Grolsch, als verhuurder, de zaal zou moderniseren. Zij echter wilden daaraan niet meewerken en mijn vader wilde als huurder geen verbouwing financieren. Dit alles had tot gevolg dat de klad kwam in de dansavonden op zaterdag en zondag.
De bokswedstrijden onder de bezielende leiding van de Ned. Boksbond waren ook niet altijd een doorslaand succes. Soms werd deze strijd door het talrijke publiek voortgezet en kostte dat heel wat meubilair.
Ondertussen werd het caféleven in algemene zin minder: jongeren bleven weg en sportclubs kregen een eigen kantine. Na een wedstrijd of training gingen de spelers niet meer naar het café, maar bleven ze in de eigen kantine hangen. In 1977 besloten mijn ouders dat het welletjes was geweest; ze wilden het rustiger aan doen. De Grolsch dacht in eerste instantie dat het niet zo’n vaart zou lopen en dat het op bluf was gebaseerd, maar mijn ouders waren vastbesloten om er een punt achter te zetten. De huur werd opgezegd en mijn ouders verhuisden naar Losser, het café leeg achterlatend. Een nieuwe huurder werd jarenlang niet meer gevonden”. Een jaar nadat hij Glanerbrug vaarwel gezegd heeft, overlijdt Herman Hassing in Losser. Het pand verloedert. Beleefd nog een korte opleving in het midden van de jaren ’80 onder een nieuwe beheerder die met een soort roulettespel probeert een nieuwe klantenkring aan te boren, maar ook hij moet de handdoek in de ring werpen. Opnieuw komt het pand leeg te staan. Met grote panelen wordt het van de straat afgeschermd om vandalisme tegen te gaan en op één van die panelen schrift een cynische Glanerbrugger: “Met vakmanschap en meesterschap onderhoudt de Grolsch dit pand heel erg knap!” In 1998 koopt de parochie het pand voor een symbolisch bedrag van de eigenaar. Een grote opknapbeurt volgt en in 1999 wordt de voormalige Vereeniging als parochiehuis in gebruik genomen.
Jan Hassing blikt terug op het deel van zijn leven dat hij aan de Kerkstraat doorbracht: “Natuurlijk blijven de herinneringen levend. Ooit is de postkoets die voor hotel “De Post” aan de Rijksweg stond, midden in de nacht bij ons voor de deur neergezet. Een ludieke actie die met een sisser (en het nodige bier) is afgelopen. Verder zijn, bij een kampioenschap van Avanti -W, de grote ramen aan de voorzijde rood/wit geschilderd, maar omdat de gordijnen dicht waren, was ons dat nog niet opgevallen. Toen een late klant dit bij binnenkomst vertelde, moest hals over kop alle verf worden verwijderd, want een paar uur later op maandagmorgen was er een begrafenis”.
Anno 2018 is van dat roemruchte verleden van de Vereniging niets meer over: de parochiële koren repeteren er, er zijn vergaderingen, na een uitvaart is er gelegenheid om aan te schuiven bij de koffietafel en iedere maand is er een eucharistieviering voor zieken en ouderen. Het gebouw is de wilde haren definitief kwijt!