Te Beekhoek onder Losser, zou op 31 Dec. te Beekhoek een hek, staande op het erve “de Dood” en toebehoorende aan B. Spelmink, hebben beschadigd, door dat hek stuk te slaan. Beklaagde zegt dat hij bekent een paal van dat hek te hebben stukgeslagen. ’s Middags was hij met zijn buurman Thebelt met diens wagen en paard door het hek, dat toen openstond, gereden naar de fabriek Eilermark om kisten te halen. Toen zij terugkwamen was het hek gesloten. Hij heeft vrouw Spelmink toen gevraagd om het hek open te maken, maar deze weigerde. Hij heeft toen een bijl gehaald van huis en den paal, waaraan het hek vast zat, stuk geslagen. Daarop is hij met wagen en paard door het hek gereden. Hij heeft steeds over dien weg mogen rijden en nu heeft Spelmink er een hek geplaatst. Hij is van meening, dat hij gerechtigd is om over dien weg te rijden. G. Heersche, huisvrouw van B. Spelmink, verklaart, dat beklaagde geen recht heeft op dien weg. Zij hebben dien weg wel verhuurd aan Viefhoes in Gronau voor zes mark per jaar. Deze mag er over rijden. Daar er ook anderen over reden, hebben ze er een hek voor geplaatst. Zij zag ’s middags beklaagde er door rijden; het hek was toen open. Zij heeft het daarop gesloten en toen beklaagde terugkwam, heeft deze, nadat zij geweigerd had het hek open te doen, den paal, waaraan het hek met pin en slot gesloten was, door midden geslagen. Hij is toen het hek doorgereden. G. Mekkelholt had de vernieling ook waargenomen. W. Viefhoes, als getuige a décharge gehoord, verklaart, dat hij voor een paar jaar steeds over den weg mocht rijden. Hij betaalde hiervoor zes mark per jaar. Er heeft hem toen eens iemand verteld, dat die weg voorkwam op den ligger der wegen, en sedert wil hij er niet meer voor betalen. “W. Leeners, die vroeger op het erve woonde, waar beklaagde nu woont, deelt mede, dat er vroeger wel eens wagens over den weg reden. Jaren geleden is er ook wel eens kwestie geweest over het recht van den weg. Er is toen ook al eens een hek geplaatst. Eisch f 5 boete, subs. 5 dagen hecht. De verdediger, mr. H. A. van Rossum, voert aan dat het hier een civiele kwestie betreft en concludeert tot schorsing van de zaak totdat de civiele kwestie zal zijn beslist. “RECHTSZAKEN. Rechtbank te Almelo.”. “Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant”. Onbekend, 10-03-1910.
Nadat de accijnzen op het gedistilleerd zijn verhoogd, neemt de sluikhandel aan de grens schrikbarend toe. Tengevolge van de vele smokkelpartijen van sterken drank van uit de even over de grens staande jeneverbranderij van Viefhoes is het getal kommiezen te Glanerbrug (gem. Lonneker) — een buurtschap van 3500 zielen — thans reeds tot 12 uitgebreid. Bijna dagelijks hebben thans verschillende aanhoudingen plaats.  “Nieuwsblad van het Noorden”. Groningen, 07-01-1911.

Bij Viefhuesbosch op Duitsch grondgebied werden 2 voorbijgangers, wonende te Gronau door een jongmensch, met een zakrevolver in de beenen geschoten. Door de gendarmes werd de revolverheld in arrest genomen en gevankelijk naar Ahaus overgebracht. “Twentsch Nieuws. Enschede, 8 Juni”. “Tubantia” 08-06-1911

Men meldt ons uit Enschede: Dezer dagen arriveerden hier drie Fransche soldaten, die uit het kamp van krijgsgevangenen nabij Munster waren ontvlucht. Onder hun vermomming droegen ze hun roode soldatenbroek. Ze waren van geld voldoende voorzien en konden nog doorreizen naar Rotterdam. Deze drie uit Duitschland ontsnapte Fransche krijgsgevangenen, die bij de “Viefhuus”-woningen, onder Lonneker, over de Nederlandsche grens zijn gevlucht en door de grenswacht alhier gesignaleerd werden, zijn te Hengelo (O.) aan het station door den militairen commandant aangehouden en onder geleide van een sergeant naar Rotterdam overgebracht. De bedoeling zou zijn, om ze van daar naar Engeland te vervoeren. “De Maasbode” 07-04-1915.

Zaterdagmorgen werd door de manschappen van de grenswacht (van de Comp. van het Volkspark), aan de grens Glanerbrug in de nabijheid van “Viefhus” blok, een koe op zijn eentje aangetroffen, en natuurlijk ingerekend. Het dier is den heelen Zaterdag onder bescherming van onze soldaten gebleven in hun kwartier, een timmermanswerkplaats. Het zal over de behandeling wel geen klagen hebben gehad, want er werd hooi voor gehaald bij een boer in de buurt, en het werd op tijd gemolken ook. Zaterdagavond is de koe bij een boer onder dak gebracht. Maar tegen den avond kwam de eigenaar zich melden, een slager uit Enschede. Hij had die koe Vrijdag op de markt in Hengelo van een boer van Glanerbrug gekocht. ’s Nachts was het dier losgebroken en op zijn oude stal aangestapt. Daar zal nog wel wat over gesproken en geschreven moeten worden voor dat dat beestje geslacht is; het heeft in ieder geval met dat nachtelijk uitstapje het leven nog wat gerekt. “Twentsch dagblad Tubantia”. 13-12-1915.

 

Uit Glanerbrug wordt gemeld, dat de smokkelaars met den dag brutaler worden. Vrijdag werd in het Zuid-Eschmarke een heele bende, die zakken vet en blazen met olie droegen, door een der militaire kommiezen achtervolgd en een drietal ingerekend. Een wagenvracht vetartikelen en raapolie werd tevens in beslag genomen. Bij het beruchte Viefhuusblok werd een vijftal vrouwen die “onnatuurlijk breed” waren, aangehouden. Bij onderzoek door de visiteuse bleek dat ze wollen garens en vet onder hare rokken hadden verstopt. “Nieuwsblad van het Noorden”. Groningen, 26-06-1916.

Glanerbrug, 2 Juli. Hedenmiddag werd alhier op weg naar het welbekende Viefhuusblok de beruchte H. L S. van den Bultsweg, door een der militair-kommiezen aangeschoten. De rechterknie werd geheel verbrijzeld. Na door dr. Langelaan te zijn verbonden, werd hij per as naar het ziekenhuis te Enschedé overgebracht. “Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië”. Batavia, 08-09-1916.

Hedenmorgen vroeg, te ongeveer twee uur, hoorden eenige kommiezen, die nabij Viefhuus blok, tusschen Glanerbrug en Glane surveilleerden, schieten. Bij onderzoek bleek dat de schoten door Duitsche soldaten gelost en bestemd waren voor twee mannen die in allerijl de grens trachtten te bereiken, wat hen dan ook gelukte, door gebruik te maken van den vonder over de Glanerbeek nabij Viefhuuswoningen. Het bleek den kommiezen al spoedig, dat zij met Russische soldaten te doen hadden, die uit een of ander Duitsch gevangenkamp waren ontvlucht. Het waren nl. de 38-jarige Teodor Ulassovic, adjudant-onderofficier van het 103e Reg. mitrailleurs en Wasseli Kollocouw, sergeant-majoor bij hetzelfde regiment. Beiden waren 11 September 1914 bij Grodno gevangen genomen. 27 April jl. ontvluchtten zij uit het Duitsche gevangenkamp te Auedlenburg en gelukte het hen na 22 dagen te hebben omgezworven, Nederlandsch grondgebied te bereiken. De vluchtelingen zullen naar Rotterdam worden overgebracht. “Twentsch dagblad Tubantia” 19-05-1916.

Hedennamiddag zijn bij Viefhuuswoningen tusschen Glanerbrug en Glane een tweetal Belgische jongemannen over de Duitsche grens op Nederlandsch grondgebied gevlucht, die, daar hun ouders zich in Duitschland hadden laten naturaliseeren, opgeroepen waren om dienst te doen in het Duitsche leger, waarin zij blijkbaar niet veel lust hadden. De jongens kwamen uit Münster i.W. “Twentsch dagblad Tubantia” 26-01-1916.

Gisteravond zijn door twee kommiessoldaten bij Viefhuus-blok in de omgeving van Glanerbrug een tweetal soldaten uit Zutphen aangehouden, toen deze een partij spek over de grens, Duitschland trachtten binnen te smokkelen. De smokkelende soldaten waren voor dit werkje per rijwiel uit Zutphen komen peddelen en dit schenen ze geregeld te doen, daar van uit Gronau bekend was geworden, dat zich af en toe een paar Hollandsche soldaten op Duitsch grondgebied vertoonden. De smokkelaars zijn aan de Marechaussee overgeleverd, die hen ter beschikking van hun corpscommandant stelde. “Twentsch dagblad Tubantia”. Onbekend, 09-11-1916.

GLANERBRUG, 8 Febr.
Door een soldaat-kommies zijn de meisjes P. aangehouden en geverbaliseerd ter zake van poging tot frauduleuzen uitvoer van chocolade. Wegens verboden nederlaag werden een tweetal bewoners van het z.g. “Viefhuusblok” in arrest gesteld. “Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant”. Onbekend, 08-02-1918.
GLANERBRUG, 29 Oct. Door de Rijksambtenaren is in de nabijheid van het z.g. Viefhuesblok — een rij huizen, vlak aan de grens — een zekere A. uit Enschede aangehouden, omdat hij frauduleus spiritus vervoerde, De bekende spiritus-smokkelaar S, uit Enschede werd eveneens geverbaliseerd, als verdacht van medeplichtigheid en omdat hij visitatie weigerde. “Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant” 30-10-1926.

GRONAU. SMOKKELAARS AANGEHOUDEN.
De werkloozen F. en V. van hier, die geregeld naar Enschede en Lonneker gaan om daar straatmuziek te maken, hadden bij hun terugkomst een partijtje koffie meegenomen. Even over de grens bij Viefhues werden ze door de grensbeambten aangehouden met als resultaat de koffie kwijt, terwijl hun rijwielen en muziekinstrumenten ook in beslag genomen werden. “Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant”. Onbekend, 08-10-1932.
Smokkelen. Donderdag kwamen er voor den politierechter uitsluitend gevallen, waarbij de staat of liever de fiscus zich benadeeld achtte. Vandaar dat de rijksadvocaat achter de groene tafel zat en zijn eischen stelde. Voorgeroepen werd A. B. te Enschede, wegens smokkelen van spiritualiën. Zoo, B., aldus werd de man in manchester pak en leeren beenkappen begroet, toen hij voor het hekje verscheen, daar heb je onze van ouds bekende smokkelaar weer. Het is gek, maar poezen kunnen het muizen toch maar niet laten. Een tijd lang hebben we niets meer van je gehoord; nu begint het smokkelen weer, en jij bent natuurlek weer een van de eersten, die hier verschijnen moet. Maar je weet het nu eenmaal, ik kan het niet met smokkelaars vinden! Je wilde dus een flesch gedistilleerd over de grens smokkelen. En toen de commies je wilde aanhouden, toen heb je de flesch uit de zak gehaald, den inhoud laten wegloopen en de flesch weggegooid. Gelukkig maar, dat er aan jenever een sterke lucht zit, zoodat de ambtenaar je toch kon krijgen! Verdachte ontkent, dat hij een flesch met foezel bij zich had, en ontkent ook dat hij het goedje het wegloopen. Zoo, zei de rechter. Maar de commies de V. rook de jenever toch duidelijk. Hoe kwam die jeneverplas daar dan in die greppel? Het was toch geen olie, die uit den grond opspoot? Maar ik zal u wat vertellen, ging de rechter verder. U herinnert zich nog wel de groote smokkelperiode, toen u zes weken de kast inging. Dat kon nu ook wel eens gebeuren. Bovendien had de ambtenaar een transactie van f 10 aangeboden, maar dat werd geweigerd. Ik had geen geld bij me, verdedigt zich de bedremmelde smokkelaar. Dan moet je maar niet smokkelen zonder geld in je zak, beet de rechter hem toe. De commies de V., als getuige voorgeroepen, verklaart hoe hij B. ontmoette in het veld, in de buurt van Losser, met een flesch versch gekarnde jenever, afkomstig van de branderij Viefhüs van over de grens. Ontkennen baatte onder die omstandigheden niet meer. De rijksadvocaat is er voor, een zware straf te eischen. Dan kun je het aan je vrienden zeggen, hoe duur en hoe gevaarlijk smokkelen tegenwoordig is. Hij eischt 2 boeten van f 50 elk. De officier van justitie vraagt 2 maal X maand gevangenisstraf. De politierechter maakt er van 2 maal f 30 boete of 2 maal 1 maand gevangenisstraf.
“Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant” 04-02-1933.

1933-03-06 Glanerbrug. Belangstelling voor de Duitsche verkiezingen.
De belangstelling der grensbewoners voor de Duitsche verkiezingen was gisteren van vroeg tot laat alhier merkbaar. Heel den dag door — zoo schrijft een medewerker ons — stonden groote groepen aan de Nederlandsche zijde der grens de kansen der verschillende partijen te bespreken. Vele in Nederland wonende Duitschers togen per autobus naar Gronau om aan de stemming deel te nemen. Eenige revolutionairen poogden de inzittenden van strooibiljetten tegen de Nazi’s te voorzien, doch zij werden daarin door de politie verhinderd. De verspreiders mochten evenmin als het overige publiek het verkeer belemmeren. Eenige zenuwachtigheid was bij de met de grensbewaking belaste politie en marechaussees niet te miskennen. ’t Was net of er voor erge dingen gevreesd werd en of men bevreesd was dat de Duitschers zich geprovoceerd zouden gevoelen. Niet alleen moesten de belangstellenden een heel eind van de grens afblijven, maar ook werd een groepje A.J.C.ers, dat aan den wandel was en langs de Marechausseeskazerne in de richting der grens trok, de Internationale zingende, door de Marechaussee aangezegd daarmede op te houden. De bussen met Duitsche stemmers mochten zoover doorrijden, dat de inzittenden heelemaal niet met het zich bij de grens bevindende Nederlandsche publiek in aanraking konden komen. Een welwillendheid van de Nederlandsche grensbewaking die door de Duitsche met een uiterst scherpe controle op de Nederlandsche passanten werd beantwoord. Niemand werd zonder pas doorgelaten. De Duitsche grensbeambten waren versterkt door een troep S.A. mannen en Stahlhelmers in uniform, die op het toelaten van sommige Nederlanders die wel is het bezit van een pas waren aanmerking maakten, waarop de eigenlijke grensbeambten dezen terugwezen. Over den weg naar Gronau was aan Duitsche zijde een guirlande van Hakenkreuz-vlaggetjes gespannen. In Gronau zelf hingen grootere en kleinere Nazi vlaggen van verschillende gebouwen en ook waren vele zwart wit roode vlaggen uitgestoken. De Rijksvlag zag men enkel op den arm van enkele posters van het IJzeren Front bij de stemlokalen. Typisch was het ontbreken van verkiezingsplakkaten. Alleen de Nationaal Socialisten hadden groote affiches geplaatst waarin ze opriepen tot verbitterden strijd tegen communisten en sociaal-democraten. Bij de stemlokalen stonden van de verschillende partijen enkele verkiezingsborden, dat was alles, waarvoor men toestemming had kunnen krijgen. Verder was voor de stemlokalen veel beweeg van uniformen. De Hitler-uniform domineerde, doch ook de Stahlhelm, en de Reichsbanner lieten zich niet onbetuigd. Voorts was er bij de stemlokalen hulppolitie aanwezig, gerecruteerd uit Hitler- en Seldte-troepen, die opvallend genoegen had aan haar revolvers en die het aan scherpe uitingen tegen de communisten niet liet ontbreken. Zuivere partijpolitie welke dat ook niet onder stoelen en banken stak. De communisten moesten nu maar opkomen, zeiden enkelen tegen ons. Tot nu toe had men steeds toegevendheid tegen hen betracht doch dat was uit als ze nu opkwamen zouden ze neergeschoten worden en ook zou geen rekenschap gehouden worden met vrouwen of kinderen. In Gronau hebben zich echter gelukkig geen botsingen voorgedaan. De communisten mochten niet geuniformd loopen en ze hebben dat ook niet gedaan. Van de zijde der S.A. werd ons medegedeeld, dat gistermorgen vroeg een 20-tal Nederlandsche communisten getracht had bij Viefhues over de grens te komen, ze waren echter door met karabijnen gewapende S.A. -mannen teruggedreven en, zoo werd er aan toegevoegd, de Nederlandsche communisten moesten het ook maar niet wagen naar Duitschland te komen. Werden ze daar bij een opstootje aangetroffen, dan zouden ze direct tegen den muur gezet worden. We laten deze uitingen in de hitte van den verkiezingsstrijd voor wat ze zijn, maar opvallend was toch wel hoeveel onaangename opmerkingen we gisteren op straat in Gronau tegen Holland en de Hollanders hoorden.

1934-10-11 SMOKKELARIJ.
Het Hof te Arnhem behandelde de zaak tegen H. J. B., arbeider te Glanerbrug. Verdachte reed onder Losser op een fiets, terwijl hij duidelijk pakken of goederen onder zjjn kleeren verborgen hield. Om die reden werd hij aangeroepen door een kommies. In plaats van te stoppen, reed hij snel door tot over de Duitsche grens.Ter zake van weigering van visitatie veroordeelde de Politierechter te Almelo hem tot honderd gulden boete subsidiair een maand hechtenis. Verdachte kwam in hooger beroep omdat hij beweert met een ander verwisseld te zijn. Hij is daar in ’t geheel niet geweest. De betreffende kommies, als getuige gehoord, herkende verdachte echter pertinent. Bovendien bracht hij een hoed mee, die verdachte bij zijn vlucht verloren had. De kommies was gaan schieten, toen de smokkelaar vluchtte; toen was deze laatste van zijn fiets gesprongen en door de Glanerbeek gewaad, die daar ter plaatse de landsgrens vormt. De fiets was dus op Nederlandsch gebied achtergebleven. De kommies had het rijwiel eveneens in beslag genomen en thans meegebracht. Verdachte B. ontkende, dat de hoed en de fiets hem zouden toebehooren. Het feit had plaats gehad des middags ongeveer kwart voor één. Verdachte legde nu een briefje over van zijn werkgever, waaruit bleek ,dat hij steeds op tijd op zijn werk was geweest. Hij heeft echter een schaftpauze en moet om half twee terug zijn. De kommies-getuige achtte het zeer goed mogelijk, dat verdachte om vijf voor één aan de grens was en om half twee weer op zijn werk. De hoed die hij moet opzetten, blijkt hem een ietsje te groot te zijn. De Rijksadvocaat, mr. De Kempenaer, voerde aan, dat de kommies pertinent in zijn herkenning was, zoodat spreker het bewijs geleverd achtte. Het feit is gepleegd in de beruchte “Viefhuuswoningen”. Smokkelzaken krijgt de Almelosche Rechtbank steeds meer te behandelen. Zware straf acht spreker dus op zijn plaats. Het aantoonen van opzet is in fiscaal strafrecht niet noodzakelijk. De Rijksadvocaat vorderde bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep. De procureurgeneraal sloot zich hierbij aan. Uitspraak over 14 dagen.

Steeds weer zoeken de smokkelaars nieuwe wegen om goederen clandestien over de grens naar Duitsland te transporteren. Over het riviertje de Glane aan de Oostgrens ontdekten een paar douaniers een nieuwe smokkelweg in de vorm van een omgetrokken boom.

1934-10-31 Een warme dag.
A. H., H. B., G. S., H. J. W., J. F. W. L., allen te Enschede, worden verdacht dat ze omstreeks 21 Juli ruzie hebben gemaakt met de familie De Vries te Losser en te Gronau, en dat zij met voorwerpen hebben gegooid, gestompt, geslagen en met messen hebben gestoken. De heeren waren geweest bij de branderij van Viefhuesz. Dat erkennen zij. A. H. zegt, dat hij wel ruzie gezien heeft, maar hij heeft zelf geen ruzie gemaakt. Twintig personen hadden ruzie met elkaar. Hij had zijn jas uit, omdat het zoo warm was. Op een gegeven oogenblik was zijn jas weg. Maar ruzie heeft hij niet gemaakt. H. B. deelt mede, dat hij wel op de aangeduide plek was, doch hij heeft niets gedaan. De anderen beweren, dat ze heelemaal niets hebben gedaan. Ze hebben alleen maar geprobeerd, in de branderij Viefhuesz een paar borreltjes te krijgen. Getuige K. de Vries, die nu gehoord wordt, deelt mede, dat hij bij zijn huis, aan de andere zijde van de beek, in een boschje lag. H. B. kwam daarbij, vroeg of hij sigaretten voor hem wilde halen. Getuige weigerde dit, waarop B. hem een klap in het gezicht gaf. Hij vond het veiliger, omdat hij zag dat B. kameraden bij zich had, naar huis te gaan. Er werd nog naar hem gegooid, maar geraakt werd hij niet. De lieden kwamen toen in de richting van zijn woning en begonnen de handelingen te volvoeren, die in het begin van dit stukje reeds beschreven zijn. Van H. S. en W. heeft hij niet gezien, dat zij iets gedaan hebben. Getuige Remke de Vries, dochter van vorigen getuige, zegt, dat de zes op haar vader aanliepen. Ze maakte er L. een opmerking over; toen kreeg ze van hem een schop tegen de buik. Zij zag, dat ze allemaal messen bij zich hadden en ze los in de handen droegen. L. heeft nog naar haar gestoken; doordat zij viel werd ze niet geraakt. De vader zou met de messen geraakt zijn, maar de moeder trok hem naar binnen. Het huis werd hierna met steenen en bloempotten gebombardeerd. Verdachten ontkennen alles. L. de Vries, zoon van den eersten getuige, heeft de zes verdachten gezien, allen met messen; ze sloegen allen op zijn vader. — Vreemd toch, zegt de president dat alle zes met messen sloegen, dat je vader daar zelf niets van gezien heeft en dat hij ook niet geraakt is! Gezina de Vries, vrouw van eerste getuige, zegt dat ze geheel “veraltereerd” was. Toen ze hoorde, dat haar man geslagen was, liep ze direct naar hem toe. Hoe ze er gekomen is, weet ze niet. Ze heeft ook slaan met messen gezien, en ze heeft zelf met een flesch een klap gehad. Ze wist haar heele familie in huis te krijgen. Getuige a décharge J. Zuidersma te Enschede is bij de “keet” niet geweest. Maar hij weet uit eigen ervaring dat de Vries heel gemakkelijk tot dreigementen komt. De Officier is van oordeel dat hier moeilijk een veroordeeling kan volgen. De hoofdgetuige, die zoogoed als alles heeft meegemaakt, blijkt zelf zoo goed als niets gezien te hebben. Hij heeft de messen niet gezien, welke door de andere getuigen wel zouden zijn gezien. Spreker heeft den indruk, dat de overige getuigen zich aan sterke overdrijving hebben schuldig gemaakt. Op andere punten spreken de verklaringen elkander tegen, en ook worden hier andere verklaringen afgelegd dan tijdens het onderzoek. De Officier kan niet aannemen, dat ze tezamen en in vereeniging openlijk geweld hebben gepleegd. Hij vordert daarom voor de verdachten vrijspraak. De verdediger, mr. Dons te Enschede, sluit zich bij het requisitoir van den Officier aan.

1934-02-02 ‘N MISLUKTE WRAAKNEMING. Gebruik Hollandsch fabrikaat.
In den nacht van 30 op 31 Dec. hoorde de boschwachter G. J. Nijlant, wonende op de Hooge Boekei dat er met voorwerpen tegen zijn woning werd gegooid. Hij is zijn bed uitgestapt, heeft zich haastig aangekleed en is met zijn hond naar buiten gegaan, alwaar hij zich bij een ton min of meer verdekt opstelde. Na 10 minuten wachten zag hij, dat twee personen zijn huis naderden. Hij is toen te voorschijn gesprongen en heeft beiden vastgegrepen. Een moest hij evenwel weer loslaten, doch de ander, de hem bekende wildstrooper H. B. uit Lonneker nam hij mee naar zijn woning. Hij had hem juist binnen toen de ander voor de deur verscheen. Ook dien persoon H. J. B. eveneens uit Lonneker, greep hij en sloot hij in zijn huis op. Per telefoon heeft hij toen assistentie gevraagd. Voor poging tot vernieling van glasruiten moeten nu beiden terechtstaan. Alleen H. J. B. is verschenen. Deze staat als een zondaar voor het hekje. Hij ziet nu wel in wat voor een domme streek hij uitgehaald heeft. Zijn medeverdachte is onlangs voor een jachtwetovertreding door den boschwachter bekeurd en in dien nacht zou men zich wreken. We kwamen van Viefhuis over de grens en ik had Duitsche jenever gehad, zegt H. J. B. Wat doe jij over de grens, jij hebt daar niets te maken bovendien, gebruik Hollandsch fabrikaat merkt de Politierechter op. Waarom haal je later de kastanjes voor een ander uit het vuur. Jij hebt een steen en je medeverdachte een stuk blik gekregen en daarmede in de richting van de ruiten gegooid. Jullie hebben tenslotte nu wel niets vernield. Maar jullie hadden toch het booze opzet. De O. v. J. eischt tegen ieder 1 maand gevangenisstraf. H. B. wordt veroordeeld tot 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en f 20 boete subs. 10 dagen hecht, en H. J. B. tot 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en f 10 boete subs. 5 dagen hecht.

1934-03-02 ‘N KWAJONGENSSTREEK OF DIEFSTAL? Herdershonden ontvreemd.
H. E. grondwerker en F. B. opperman, beiden uit Glanerbrug worden ervan beschuldigd op 14 Januari twee herdershonden uit de schuur van den eigenaar J. F. Fiedeldey in Losser te hebben gehaald, na het hangslot van die schuur geforceerd te hebben. Doch verdachten ontkennen dit. Ze kwamen in beschonken toestand van de jeneverbranderij van Viefhuis even over de grens. En op een brug, vlak bij de grens, hebben ze van twee onbekende personen de beide honden gekocht. De Politierechter acht deze lezing zeer onwaarschijnlijk. Je koopt zoo maar geen honden. De 67-jarige getuige Fiedeldey, wonende in een woning van het zoogenaamde Viefhuisblok. vertelt, dat er herhaaldelijk personen bij hem aankomen zetten, die zich op de jeneverstokerij beschonken hebben gedronken Om niet door derselke personen lastig gevallen te worden heeft hij zijn deur doorgaans op slot. In den avond van 14 Januari werd er aan de deur geklopt en hij zag toen beide mannen buiten staan. Deze wilden binnen komen om water te dringen. Hii heeft hen toen gezegd, dat hij van plan was naar bed te gaan en dus hij niet open deed Nadat beide personen stevig aan de deur gerammeld hadden, hetwelk set. Hem aanleiding gaf zich met een bijl te wapenen om op alle gebeurtenissen voor bereid te zijn — verdwenen ze. Echter den volgenden morgen bleek hem dat het slot van zijn schuur kapot was en dat zijn beide honden, die bij het bezoek van beide verdachten nog aanwezig waren, verdwenen waren. J. H. Effing heeft dien avond achter de woning van zijn buurman Fiedeldey twee personen hooren praten. Hij heeft verder gehoord, dat ze aan de deur klopten en om water vroegen Een der personen zei tegen Fiedeldey: je kent me toch wel ik ben Hendrik. Politierechter: Getuigen hebben dien avond beide verdachten in de Tolstraat in Glanerbrug gezien terwijl ze twee herdershonden bij zich hadden. De honden zijn met hen meegeloopen. De O. v. J. meent dat de diefstal bewezen is. ’t Is misschien een kwajongenstreek, waarbij de alcohol een woordje meespreekt. Eisch tegen ieder 3 weken gevangenisstraf. De Politierechter wijst beide verdachten op de getuigenverklaringen. Maar ze blijven ontkennen. — Jullie houding verraadt, dat je wel zou willen bekennen. Doch geen van beiden wil de eerste zijn die dat doet en is bang, dat hij daarvoor van den ander later verwijten te hooren krijgt. Ieder der verdachten wordt daarop tot f 10 boete subs. 20 dagen hecht, veroordeeld.

1934-06-08 Voor de kommiezen op de vlucht geslagen.
H. J. B., arbeider in Glanerbrug is in een December-nacht door eenige kommiezen op den Kloosterweg onder Losser aangeroepen om halt te houden. B. kwam met iemand uit de richting van de branderij van Viefhuis. Zijn metgezel, die voor hem uit reed, merkte de kommiezen op, waarna B. hals over kop in de richting der grens terugfietste. Ondanks het roepen van de kommiezen om halt te houden en ondanks het tweetal waarschuwingsschoten reed B. wat hij kon om de grens maar te bereiken. Door de Glanerbeek, zijn fiets en hoed op Hollandsch gebied achterlatend, wist hij uit handen der kommiezen te blijven. B. beweert nu, dat hij het niet geweest is. Men gelooft hem niet en hij wordt tot f 100 boete subs. 1 maand hecht, veroordeeld. J. G. H., hierboven ook reeds genoemd, is eenige weken voordat hij de hierboven vermelde bekeuring opliep, ook nog voor eenzelfde overtreding verbaliseerd. Voor deze overtreding wordt hij tot f25 boete subs. 25 dagen hecht, veroordeeld.

1934-07-23 Zich op Duitsch gebied te goed gedaan.
Zaterdagnamiddag probeerde een zestal personen uit Enschede nabij Viefhuizerblok de zaak op stelten te zetten. Zij hadden in een jeneverstokerij op Duitsch gebied te veel gedronken en keerden onder den invloed terug. De marechaussee greep in en arresteerde 4 personen, die na verhoord te zijn Zondag weer werden vrijgelaten. Het komt den laatsten tijd vrij veel voor, dat personen uit Enschede en Glanerbrug over de grens misbruik maken van sterken drank. De sterke drank wordt bij de stokerij gekocht en opgedronken voor men de grens passeert. Een enkele maal is het voor gekomen, dat een persoon den nacht op Duitsch grondgebied doorbracht.

1934-10-12 Een gevluchte smokkelaar.
Door de Glanerbeek gewaad. Het Hof te Arnhem behandelde de zaak tegen H. J. B., arbeider te Glanerbrug. Verdachte reed onder Losser op een fiets, terwijl hij duidelijk pakken of goederen onder zijn kleeren verborden hield. Om die reden werd hij aangeroepen door een kommies. In plaats van te stoppen reed hij snel door tot over de Duitsche grens. Ter zake van weigering van visitatie veroordeelde de Politierechter te Almelo hem tot honderd gulden boete, subsidiair een maand hechtenis. Verdachte kwam in hooger beroep, omdat hij beweert met een ander verwisseld te zijn. Hij is daar in ’t geheel niet geweest. De betreffende kommies, als getuige gehoord, herkende verdachte echter pertinent. Bovendien bracht hij een hoed mee, die verdachte bij zijn vlucht verloren had. De kommies was gaan schieten toen de smokkelaar vluchtte; toen was deze laatste van zijn fiets gesprongen en door de Glanerbeek gewaad, die daar ter plaatse de landsgrens vormt. Die fiets was dus op Nederlandsch gebied achtergebleven. De kommies had het rijwiel eveneens in beslag genomen en thans meegebracht. Verdachte B. ontkende dat de hoed en de fiets hem zouden toebehooren. Het feit had plaatsgehad des middags ongeveer kwart voor één. Verdachte legde nu een briefje over van zijn werkgever, waaruit bleek, dat hij steeds op tijd op zijn werk was geweest. Hij heeft echter een schaftpauze en moet om half twee terug zijn. De kommies-getuige acht het zeer goed mogelijk dat verdachte om kwart voor één aan de grens was en om half twee weer op zijn werk. De hoed, die hij moet opzetten blijkt hem iets te groot te zijn. De Rijks-Advocaat mr. De Kempenaer, voerde aan dat de kommies zeer pertinent in zijn herkenning was, zoodat spreker het bewijs geleverd achtte. Het feit is gepleegd in de beruchte „Viefhuus-woningen”. Smokkelzaken krijgt de Almelosche rechtbank steeds meer te behandelen. Zware straf acht spreker dus op zijn plaats. Het aantoonen van opzet is in fiscaal strafrecht niet noodzakelijk. De Rijksadvocaat vorderde bekrachtiging van het vonnis, waarvan beroep. De procureur-generaal sloot zich hierbij aan. Uitspraak over 14 dagen.

1934-10-31 Na een tocht naar de branderij van Viefhues.
NIET BEWEZEN GRUWELDADEN. De dagvaarding tegen A. H., H. B., G. S., H. J. W., J. F. S., en W. L., een zestal Enschedeërs, doet nogal „cru” aan. Dit zestal zou namelijk op 21 Juli 1934 opzettelijk naar K. de Vries, R. de Vries, L. de Vries, J. G. Posthuma, vrouw van K. de Vries en J. de Vries, alsmede naar de woning van K. de Vries een of meer stukken hout, een vaas met bloemen, steenen en bussen en een paal hebben gegooid, met een of meer messen hen hebben gestoken, en een hunner hebben geslagen en gestompt en geschopt, waardoor die vaas werd vernield, de deur dier woning werd beschadigd en R. de Vries een steen tegen haar lichaam kreeg en pijn ondervond. Het blijkt evenwel, dat een en ander zich niet zoo onheilspellend heeft toegedragen als de dagvaarding wel zou doen vermoeden. Alle zes verdachten zijn in den middag van Zaterdag 21 Juli vanuit Enschede naar de branderij van Viefhues even over de grens gegaan om daar een borrel te drinken. De eerlijkheid gebiedt ons om te zeggen, dat het niet bij één borrel is gebleven. Daarna is het gezelschap — het was een warme zomermiddag — Op Duitsch gebied in het gras gaan zitten. Getuige K. de Vries, een der bewoners van het daar in de buurt gelegen Viefhuesblok, is bij hen gekomen en moet een hunner om geld en of jenever gevraagd hebben. Verdachten ontkennen, dat zij zich daarop gedragen hebben, zooals in de dagvaarding staat omschreven. L. de Vries is zelf zeer gevaarlijk, zegt een hunner, hij trekt altijd dadelijk het mes. “Hij heeft met een mes naar mij gestoken”, zegt S. , Getuige K. de Vries zegt, dat hij dien avond in een boschje aan de overzijde van de Glane op Duitsch gebied lag te rusten. Verdachte H. B. kwam bij hem en stopte hem 11 centen in de handen, waarvoor hij cigaretten moest gaan halen. Hij heeft hem geantwoord, dat hij zelf geen cigaretten rookte en die voor anderen niet ging halen. B. gaf hem toen een stomp. Getuige heeft zich daarop op weg naar zijn huis begeven. Toen hij zijn woning naderde kwamen zijn vrouw, zijn dochter en zijn zoon hem tegemoet. Getuige merkte, dat hij door mannen gevolgd werd en even later suisde er een bloemenvaas door de lucht, die 10 cm. boven zijn hoofd tegen de deurpost in stukken vloog. Daarop volgde nog een half verrot dennenpaaltje, stukken hout en een paal. S., W. en H. hebben niets gedaan, althans dat heeft hij niet gezien. Als getuigen worden gehoord de dochter, de zoon en de vrouw van dezen getuige. De O. v. J. zegt, dat de hoofdgetuige, die alles heeft meegemaakt, zeer veel niet heeft gezien. Hij heeft b.v. de messen niet gezien, waarvan de andere getuigen weer spreken. Spreker heeft den indruk, dat de getuigen sterk overdrijven. Ze spreken elkaar op eenige punten tegen en ze hebben eenigszins andere verklaringen afgelegd dan voor den Rechter-Commissaris. Het ten laste gelegde acht spreker dan ook niet bewezen en eischt vrijspraak. De verdediger Mr. Dons. die nog eenige juridische bezwaren tegen de dagvaarding ontwikkelt, sluit zich hierbij aan.

1934-11-06 Openlijke geweldpleging.
A. H., H. B., G. S., H. J. W., J. F. S. en W. L. allen uit Enschede, die op 21 Juli 1934 tezamen en in vereeniging met vereenigde krachten openlijk geweld zouden hebben gepleegd tegen leden van het gezin de Vries uit het Viefhuesblok nabij de grens, door met stukken hout, steenen, bussen, een paal e.d. naar de bewoners te gooien, werden overeenkomstig den eisch vrijgesproken.

1935-06-21 Beleediging.
B. H. N. te Losser zou kommiezen hebben beleedigd door te zeggen: „jelui gappen allemaal”. Verdachte ontkent. Getuige J. de Vries, kommies, trof verdachte bij Glanerburg aan, gaande in de richting der jeneverstokerij Viefhues van de grens. Hij stond in een open schuur verdekt opgesteld en toen hij verdachte aanhield, begon deze te schelden, blijkbaar om zijn kornuiten te alarmeeren. Getuige A. Hove, collega van vorigen getuige, legt dezelfde verklaring af als dezen. Verdachte geeft te kennen, dat hij geregeld kippen vermist. Getuigen hielden hem wel aan, maar ze wilden geen herkenningsteeken toonen. Hij wist dus niet of hij met kommiezen te doen had. En daarom sprak de officier eischt f 25 boete of 25 dagen hechtenis. Vonnis: 3 dagen gevangennisstraf.

1935-12-20 Dronkeman verzet zich tegen de politie.
Op Zondag 13 Oct. zag de agent van politie Vermaning op de Gronauschestraat in Enschede, nabij het z.g. Stokersdorp, een fietsrijder, die van links naar rechts over de straat laveerde. De man was dronken, dat was duidelijk. Voordat de agent nog bij hem was, had de fietser reeds met de straatsteenen kennis gemaakt. En het kostte nog eenige moeite om den man, een zekeren F. J. B., grondwerker uit Enschede, weer op de been te krijgen. Voor zijn eigen en voor eens anders veiligheid zou nu B. naar het bureau overgebracht worden. Hierbij zou B. zich verzet hebben. — U was naar de jeneverstokerij van Viefhues even over de grens geweest, om daar een borrel te drinken. Dat hebt U tenminste zoo aan de politie verklaard, zegt de Politierechter. B. ontkend dat nu. Wel is hij in het café van Smeenk geweest en met meerderen is hij aan het drinken geslagen. Hij herinnert zich nog wel, dat hij op weg naar huis een politieagent gezien heeft, maar niet, dat hij zich verzet zou hebben. Voor het dronken op de fiets zitten heeft B. 10,— boete gekregen en ja ’t is waar, hij is ook meer veroordeeld De agent Vermaning is wegens ziekte niet verschenen. De O.v.J. eischt 3 weken gevangenisstraf. B. wordt tot 14 dagen veroordeeld.

1935-12-20 BURENKRAKEEL.
H. J. M., fabrieksarbeidet uit Glane, heeft J. J. W toegevoegd de woorden spitsboef en gauwdief. M. erkent dat. Hij had ruzie met W. — U mag hem dan nog niet beleedigen, zegt de Politierechter. — Maar het is waar wat ik gezegd heb. En dan komt er een verhaal, dat W. hout gestolen zou hebben bij de bekende Kornbranntwein-Brennerei van Viefhues even over de grens, waarmee W. bij daglicht mee in huis zou zijn gekomen, dat W. een riekel uit een schuur gezaagd zou hebben en dat deze water uit de pomp van M. gestolen zou hebben. Drie maanden had ik daardoor geen water. Winter zegt, dat hij door kinderen van M. uitgescholden werd. Hij is daarover bij de ouders gaan klagen. Maar die zeiden hem dat het z’n eigen schuld was. M. schold hem bij die gelegenheid voor spitsboef en gauwdief uit. Maar hij is dat niet, hij heeft geen riekel weggezaagd. Over en weer handhaven verdachte en getuige hun beweringen. Het blijkt, dat veel op rekening van burengeklets geschreven moet worden. Eisch f 5 boete subs. 5 dagen hecht. M. wordt tot f 3 boete subs. 3 dagen hecht, veroordeeld.
1935-01-25 Dronkenschap en verzet. J. G. te Enschede heeft zich tegen den agent van politie H. Feikens verzet. G. liep beschonken op straat en de agent deed was des agents is: hij pakte G. in zijn kraag om hem naar het politie-bureau te brengen. En tegen dezen maatregel opponeerde G. op een wijze, die maakte, dat hij behalve een bekeuring voor dronkenschap, ook nog een verbaal voor wederspannigheid kreeg. — Ik weet er niets meer van, ik was dronken, zegt G., die het er nog verder over heeft, dat de agent in burger was en hij misschien daardoor „verleid” is. De memorie van den agent is beter. F. vertelt namelijk, dat hij G. met eenige anderen uit café Dolphia zag komen. Hun heele verhouding verried, dat er iets niet in orde was. De agent had het bij het juiste eind: even later werd hem meegedeeld, dat G. met zijn gezellen zonder hun verteringen van een gulden of drie te hebben betaald, er tusschenuit waren geknepen. In de Lipperkerkstraat werden twee dier personen waaronder G., aangehouden. Zij weigerden hun namen op te geven, een wijze van doen, die den agent nog meer reden gaf hen te verzoeken met hem mee naar het bureau te gaan. Het kan niet anders gezegd worden, dan dat in den beginne alles vlot van stapel liep, de beide arrestanten kuierden met den agent mee. Bij de Siemen str. veranderde dat. B., vertikte ’t verder mee te gaan, hij wilde ‘n-anderen kant uit. Toen de agent hem daarop vastgreep begon hij zich te verzetten. Er ontstond een worstelpartijtje, dat met de zegepraal van den agent eindigde. Deze laatste heeft daarna G.’s maat, die intusschen de beenen genomen had, na gezet. Deze werd een eind verder in de Lipperkerkstraat aangehouden en naar het bureau overgebracht. En toen daarna de motor-brigade zich over den „gevloerden” G. wilde ontfermen bleek deze weer bijgekomen te zijn, hij was althans in geen velden of wegen meer te zien. Nog geen 24 uur later evenwel werd hij ter verantwoording geroepen. — We waren bij Viefhuis over de grens geweest, zegt G. nog, en behalve Dolphia hadden we ook nog een groentewinkel aangedaan, alwaar we ook bier gedronken hebben. Ik ben verleid door den drank, door dien smerigen drank. — Het beste voor je was, dat je die smerige drank liet staan, merkt de Politierechter op, een groot deel van de steun verdrink je; zelfs heb je stukken van je huisraad verkocht om maar aan geld voor drank te komen. G. moet toegeven, dat hij al eens voorwaardelijk veroordeeld is. Maar het zal in den vervolge beter gaan, hij heeft zich nu aangesloten. Overeenkomstig den eisch wordt hij tot 1 maand gevangenisstraf veroordeeld.

1935-02-01 Vechtpartij in het donker.
Een der vechtersbazen gesneden. In den avond van 1 Dec. was A. Steenkamp met J. Doldersum, twee getuigen uit deze zaak, met nog een derde even de grens over gewipt om een borrel bij Viefhuis (een in bepaalde kringen bekende jeneverstokerij op Duitsch grondgebied) te pikken. Gedrieën gingen ze circa 8 uur weer huiswaarts. Een zekere D. J. N., opperman uit Glane kwam hen achterop en begon ruzie te zoeken. En nog waren er niet veel woorden gewisseld of er ontstond al een vechtpartij van je welste. Steenkamp is toen gesneden. — Heeft N. dat gedaan? vraagt de Politierechter. Steenkamp weet dat niet, maar geen ander dan N. had een mes bij zich. J. Doldersum weet ook niet hoe eigenlijk de ruzie aan den gang kwam. En of N. gesneden heeft weet hij ook niet. Maar wel weet hij, dat hij N. een mes afgenomen heeft. Steenkamp was toen al bloedend verwond. De kommies J. de Vries zag met een collega, waarmee hij zich achter een heg verdekt opgesteld had, een viertal personen uit de richting der grens komen. Het gezelschap was min of meer aangeschoten, hetgeen den kommies reden gaf om te vermoeden, dat ze van Viefhuis kwamen. Hij hoorde, dat de vier het niet met elkaar eens waren, ze waren althans in een heftige woordenwisseling gewikkeld. Deze woordenstrijd ging over in een knokpartijtje. Door de duisternis kon hij en zijn collega niet zien wie de vechtenden waren. Op een gegeven moment werd er uit het vechtende kluwen geroepen: „hij heeft me gesneden, die smeerlap”. Getuige achtte toen zoo zachtjes aan den tijd gekomen om tusschenbeide te komen. Hij ging op het over den grond rollende groepje toe, dat op het schot uit een losse patroon ijlings op de beenen kwam. Een van het viertal. Steenkamp, had een snede over den linkerbovenarm. Doldersum overhandigde hem een bebloed mes, met de woorden: „hier heb ik het mes waar de smeerlap mee gesneden heeft”. Doldersum, Steenkamp en hun metgezel waren het er allen over eens, dat N. gesneden had. Overeenkomstig den eisch wordt N. die niet verschenen is, tot 1 maand gevangenisstraf veroordeeld.

1935-06-21 Kommiezen van diefstal beschuldigd.
De kommies J. de Vries en dienstgeleider A. Hovink bevonden zich in den avond van 12 April op surveillance in het veld nabij het klooster in Glane. Van hun post zagen ze twee personen in de richting van de jeneverstokerij van Viefhues gaan. Waar men vermoedde, dat er jenever gesmokkeld werd, werden de personen, toen ze later terugkwamen, aangehouden. Een dier personen B. H. N. steenbakker uit Glane, verzette zich tegen visitatie. Hij begon lawaai te schoppen het had er veel van weg, dat hij kameraden hiermede wilde waarschuwen. De visitatie vond niettemin toch plaats. N. begon er toen over, dat de ambtenaren op zijn grond niets te maken hadden. We zijn al herhaaldelijk kippen kwijt geraakt, zei hij veelbeteekenend. De ambtenaren gingen op dit gezegde wat nader in en toen herhaalde N.: “jullie moeten maar op want kommiezen en politie ze gappen allemaal”. — Ik ben wel aan de grens geweest om onze eenden te zoeken, zegt N. Hij heeft de beide ambtenaren daar wel aangetroffen. Deze wilden hun aanstelling niet laten zien en hij dacht dat het kippendieven waren. — Ik verdacht de kommiezen er van, zegt hij. De O. v. J. eischt f 25 boete subs. 25 dagen hecht. — Ik verdenk de kommiezen er nu nog van, dat ze kippen hebben gestolen, zegt N., want sedert ik hen ’s avonds niet meer aantref, worden er geen kippen meer gestolen. — Zoo, zegt de Politierechter, die deze voor N. ontactische en voor de kommiezen smadelijke bewering laat voor wat ze is. En N. wordt daarop tot 3 dagen gevangenisstraf veroordeeld, waartoe zijn houding ter zitting niet in geringe mate meegewerkt heeft.

1947-05-14 Het smokkelgehucht. Smokkelkroegjes langs de grens. Er wordt voor honderd duizenden omgezet. Een bezoek aan „Viefhues (Speciale reportage).
Ook bij Glanerbrug, bij Enschedé, hebt ge zo’n prachtige gelegenheid. “Viefhuus” heet daar het groepje van bouwvallige huisjes, dat er indertijd, 40 jaar geleden, door een naburige Duitse brandewijnstoker werd gebouwd. Toen de alcohol in niet grotere porties dan één liter vrij over de grens mocht worden gebracht, liet hij daar een aantal zeer kinderrijke gezinnen vestigen en was het de taak van de jeugd om voortdurend heen en weer te wandelen en telkens een liter alcohol naar Nederland te brengen. Van de huisjes zijn er thans meerdere ingestort; in de rest wonen smokkelaars van professie. Hun kleine hondjes verraden door hun gekef elke aanwezigheid van een douane-ambtenaar en het is kinderspel om in een onbewaakt ogenblik het op tien meter afstand gelegen beekje over te steken, dat hier de grens vormt en dat men in deze tijd met bijna droge voeten kan doorwaden. Vijftig pond koffie voor een auto, 6 pond voor een radio is momenteel het vaste tarief in Duitsland, zo vertelt ons de douane. En koffie schijnt er in Nederland, los zowel als verpakt, in onuitputtelijke voorraden te zijn. De bewoners van “Viefhuus” maken er geen geheim van, dat zij smokkelaars zijn. Zij lachen wat om de belangstelling van de pers, die zich om de gore huisjes verdringt, en één der bewoners zegt sarcastisch, terwijl zij wijst op een grenswachter. “Zij doen wel alsof, maar zij vinden het zo erg niet. Want als wij er niet waren, verdienden zij niet zo’n dik salaris”.

smokkelmarkt ergens aan de Duits-Nederlandse grens