“Zo, ik bin d’r wear!”

Het bijzondere verhaal van Johan Leerkotte van de Rijksweg in Glanerbrug.

Johan Leerkotte wordt geboren op 10 maart 1927 te Glanerbrug. Het gezin Leerkotte woont aan de toenmalige Rijksweg tegenover de Nieuw Frieslandstraat.
In 1944 wordt Johan opgepakt door de Duitsers en voor tewerkstelling per trein op transport gezet. Het lukt hem om te ontsnappen en uit de trein te springen. Duitse bewakers schieten op de vluchtende, die doet alsof hij getroffen is. De trein rijdt verder en via het Rode Kruis krijgt de familie Leerkotte bericht dat hun zoon en broer op de vlucht is doodgeschoten. Het verdriet is immens en een requiem mis wordt opgedragen voor zijn zielenrust. Johan, uiteraard onwetend van het verdriet aan de Rijksweg, is via Brabant, Limburg en België terechtgekomen in het bevrijde gebied. Hij meldt zich bij het Tweede Engelse leger dat hem naar Engeland stuurt voor een militaire training en opleiding. Hij komt als Oorlogsvrijwilliger terecht bij de 1e Pioniergroep van de Irenebrigade en als zodanig trekt hij met de Canadese strijdkrachten mee, die oa Twente bevrijden. Johan kan de bevrijders goed van dienst zijn, omdat hij de regio uiteraard goed kent. Op 1 april 1945 komt hij ook in Glanerbrug terecht. Als zijn voertuig over de Rijksweg rijdt, springt hij eruit bij zijn ouderlijk huis en gaat er binnen: “Zo, ik bin d’r wear!” luidt de montere binnenkomer. Uiteraard is na de eerste schrik de vreugde groot. Hierna trekt het legeronderdeel verder en bevrijdt 7 dagen later ook Raalte. Daar is de jongste broer van Johan, Henk, ondergebracht en die krijgt van omstanders te horen dat hij naar de bakkerij moet komen. Daar aangekomen hoort hij dat zijn broer er is en ook bij hem strijden ongeloof, schrik en vooral blijdschap. Het weerzien is emotioneel.

Na de bevrijding is Johan vast van plan om samen met een Canadese soldaat, ene Roy, naar Canada te gaan. Alles is daarvoor in kannen en kruiken. Maar dan meldt een Nederlandse luitenant zich bij vader Leerkotte. Op hem wordt een dringend beroep gedaan om Johan zover te krijgen dat hij zich aanmeldt bij de Nederlandse strijdkrachten die naar NL-Indië zullen gaan om daar tegen de Japanners te vechten. Johan heeft daar geen enkele puf aan maar moet wel, want weigeren staat gelijk aan desertie en zal zwaar worden bestraft. Vader Leerkotte haalt zijn zoon over om zich te melden. Johan gehoorzaamt en meldt in Amsterdam, waar hij wordt ingedeeld bij 1-3RI. In Engeland wacht de training voor de Nederlanders en op 25 november 1945, gaat Johan scheep met de Johan van Oldebarnevelt naar Indië. Het schip komt op 29 december 1945 aan in Ipoh op Malakka en krijgt van de Engelsen geen toestemming om verder te varen naar Indië. De Engelsen zijn verantwoordelijk voor rust en orde in het gebied, maar krijgen de opstandelingen met geen mogelijkheid onder de duim tijdens de afschuwelijke “bersiap-periode.” Uiteindelijk zijn de Engelsen blij dat ze de zaak kunnen overdragen aan de Nederlanders en die kunnen dan proberen om de geesten terug in de fles te krijgen. Op 20 maart 1946 legt de Johan van Oldebarnevelt aan in de haven van Batavia op Java. Na het ontschepen merkt Johan al snel dat het één grote chaos is aldaar. Hij omschrijft de situatie ter plekke als: “Vreselijk!” en “Eén puinhoop!” en “Een slagveld!”

Door zijn tijd in geallieerde dienst is hij oorlogssituaties gewend, maar maten van hem zijn dat niet en die hebben het moeilijk, heel moeilijk met wat ze aantreffen. Hij is achtereenvolgens gestationeerd in Tjimahi, Bandoeng Benjoemas, Tjilatjap Pagandarang en Kalipoetjang en wordt gedurende zijn periode in Indië bevorderd tot soldaat eerste klas. Stap voor stap moeten dorpen en steden worden gezuiverd van de opstandelingen, meestal ordeloze bendes die rovend en moordend tekeer gaan ook onder de eigen bevolking. Van tucht en orde is nauwelijks sprake. Wat er zich precies allemaal heeft afgespeeld in die verschrikkelijke periodes, daarover heeft Johan nooit gesproken.
Als medereiziger op de Johan van Oldebarnevelt in 1945-1946 is ook Carel Enklaar (uit Enschede) aan boord. Carel is verloofd met een zus van Johan en hij is in opdracht van de Volkskrant meegereisd om verslag te doen van de gebeurtenissen in Nl-Indië. Carel zal later in 1947 nog eens naar Indië gaan als verslaggever.

Op 16 april 1948 vertrekt vader Leerkotte naar Indië. De Nederlandse regering zoekt personeel voor technische opleidingen in Bandung, Surabaja en Batavia. Op die bestaande scholen zijn tal van leerkrachten vertrokken en de regering wil in die gebouwen opleidingen in technische beroepen aanbieden aan KNIL-personeel.

 

Vader Leerkotte is directeur van Nazorg (MIVA op Dolphia) en ziet in zo’n baan een mooie uitdaging. Bovendien is er de verwachting dat de Nederlandse militairen wel orde op zaken zullen stellen en dat een ordelijke regeringsoverdracht mogelijk is. Vader vertrekt per vliegtuig en wordt op het vliegveld opgewacht door zoon Johan en aanstaande schoonzoon Carel Enklaar. Het bevalt Leerkotte blijkbaar, want op 15 september 1948 vertrekken zijn vrouw en hun twee jongste kinderen, Dini en Henk, naar Surabaja. Henk geniet van die reis per vliegtuig: drie dagen en vier nachten onderweg met tussenstops op Cairo, Karachi en Bangkok. In Surabaja is een volledig ingericht huis en het leven is er dan zo gek nog niet. Henk vertelt dat er in de stad geen gevaar is. Verreweg de meeste inwoners van de stad hebben geen moeite met de Nederlanders; ze zijn bij hen in dienst en gedijen bij rust en orde. Op de buitenposten is het andere koek: die worden regelmatig aangevallen door ploppers: ordeloze bendes die alleen uit zijn op roven en bloedvergieten. Bij de Leerkottes thuis komen regelmatig Twentse jongens aan en dan zorgt moeder Leerkotte ervoor dat er iets fatsoenlijks te eten en drinken is. De militairen beschouwen moeder Leerkotte als de “moeder aller soldaten”. Maar er is duidelijk iets aan het veranderen. Vader Leerkotte vertrouwt de zaak niet langer en in juli 1950 stuurt hij zijn vrouw met de twee kinderen terug naar huis. Ditmaal geen Constellations vliegtuig, maar gewoon met de Johan van Oldebarnevelt. Henk Leerkotte omschrijft de situatie in die tijd als beangstigend, ondanks het feit dat er in de stad geen gevaar is te duchten. Nederlandse soldaten zijn nog wel aanwezig om een ordelijke overdracht te garanderen, maar in de opstandelingen “Een bandeloze bende! Tuig! Geen enkele vorm van discipline!” luidt het oordeel van Henk. Vader blijft achter om wat zaken af te ronden. President Sukarno vraagt aan Nederlanders om de technische opleidingen voort te zetten, maar na een beschieting houdt Leerkotte sr. het voor gezien. Hij gelooft er niet in dat Sukarno en de zijnen die ploppers in de hand kunnen houden en in november 1950 is ook deze Glanerbrugger terug aan de Rijksweg.

Johan is al op 13 mei 1948 met het troepentransportschip “De Waterman” terug naar Nederland gevaren, na 2 ½ jaar dienst op Java. Op 7 juni legt het schip aan in de haven van Rotterdam en dan is Glanerbrug niet ver meer. De familie ziet reikhalzend uit naar zijn terugkeer. Het huis is versierd met een grote vlag en met een groot welkomstbord bij de voordeur.

 

Na terugkeer uit Indië komt hij in Raalte terecht waar hij trouwt en bij een slagerij als bezorger gaat werken. Hij sterft op 6 juli 1988 op 60-jarige leeftijd zonder dat bekend wordt wat hij allemaal heeft gezien en meegemaakt.