Oh Glanerbrug!
                          Hiemstra

Evert Hiemstra

Als er geesten bestaan, dan moet die van hem toch regelmatig over het aloude Bultserve zweven en kijken of het gras goed gemaaid is, of de belijning strak in het krijt zit en of de kleedkamers schoon zijn. Dat en nog een veelvoud van andere klussen, behoorde tot het takenpakket van Evert Hiemstra de terreinknecht ter plekke. De toestand van het Bultserve lag hem na aan het hart. Op werkdagen zag ik hem sporadisch, maar op de weekenden als we een thuiswedstrijd speelden des te meer. Met bulderende stem riep hij ze tot de orde: degenen die meenden er een rotzooi van te moeten maken langs het veld of in de kleedkamers. Ergens paste dat boemannengedrag helemaal niet bij de terreinknecht, die zich later met de meer passender functienaam van terreinmeester mocht tooien. Evert was in wezen een vriendelijk en opgewekt mens zoals hij met een grote kan thee en een stapel plastic bekertjes de kleedkamer tijdens de rust binnenkwam. Hij bleef ook ogenschijnlijk kalm op de zondagochtend als de drukte tot kookpunten kwam. Op die ochtenden verdrongen velen zich in het piepkleine hokje vlak bij de kleedkamers waar Hiemstra tezamen met zijn vrouw en soms ook bijgestaan door hun dochter, de wachtenden voorzag van koffie, een pakje kauwgom of een zakje chips. Veel meer had hij eigenlijk niet in het assortiment, maar dat was ook niet nodig. Het probleem was dat de koffie sneller opraakte dan men het kon zetten en dat veroorzaakte soms de nodige opwinding. Maar de Fries van origine bleef kalm onder alle ontevredenheid. En met een kwinkslag bedaarde hij het opgewonden volk. Verbazingwekkend, al die kalmte. Hij had de tijd en die liet hij zich niet nemen.

Ik hoorde eens dat hij tijdens de oorlog in het verzet had gezeten en op de een of andere manier verbaasde me dat niet. Mocht dat inderdaad zo zijn geweest, dan heeft hij daarover zelf nooit veel losgelaten. In ieder geval heeft hij er zich nooit op laten voorstaan. Echte helden hoor je zelden!

Na zijn pensionering zag ik hem zo af en toe nog een wandeling maken door het dorp en altijd was hij even vriendelijk en spraakzaam. In 2005 is hij overleden, want ook hij had niet het eeuwige leven. Soms komt zijn stem nog even terug in mijn herinnering en dan hoor ik hem op een zondagochtend roepen:  “Zo jongens, alweer verloren? Ze hebben jullie ook veel te zwaar ingedeeld! Klopt niks van. Volgende keer beter!” Na zo’n opwekkend praatje vervolgde hij zijn weg en werkzaamheden.

Een monument van een kerel die het leven van velen kleur wist te geven.