Twee Joden en een Duitse officier onder één dak.
Aan de Schipholtstraat nummer 36 staat de kleine huurwoning van de familie Krol. Het gezin bestaat naast vader Dirk en moeder Rieks dan ook nog uit zoontje Klaas, die in 1941 is geboren. In de loop van de bezetting biedt het gezin onderdak aan het echtpaar Efraïm(geb.13-11-1878) en Johanna(geb. 01-09-1885) de Leeuw uit Enschede.
Tante Jo en oom Jan, zoals de onderduikers worden genoemd, komen uit hun schuilplek als de kust veilig is en komen dan “op visite”. Zoon Klaas Krol herinnert zich wel dat tante Jo en oom Jan regelmatig “op visite” kwamen, maar dat ze weer naar huis gingen, herinnert hij zich niet.
In een piepklein vertrek schuilen Efraïm en Johanna en wachten daar betere tijden af. Gelukkig hoeft het gezin Krol door de onderduikers geen gebrek te lijden. Het verzet zorgt voor extra bonkaarten. Bovendien krijgt moeder Krol (die door een nichtje als “iemand met een heel groot hart” wordt omschreven) regelmatig wat extra voedsel toegestopt door boeren in het Aamsveen in ruil voor de door haarzelf gemaakte petten. Bloedstollend spannend wordt de situatie als een Duitse officier bij Krol wordt ingekwartierd.
Herr Offizier blijft gelukkig maar één nacht en zijn vertrek is in de herinnering blijven hangen omdat de beste man van de trap valt en onderaan de trap op zijn achterste terecht komt. Gelukkig kan de ongelukkige zelf hard lachen om dit voorval en blijft deze logeerpartij zonder gevolgen voor de Joodse gasten. Vader Krol wordt in Duitsland aan het werk gezet en tijdens zijn afwezigheid worden alle spanningen Rieks op een gegeven moment te veel. In de stromende regen zet ze kleine Klaas achterop haar fiets en trapt een flink eind weg.
Dat die spanningen in die kleine woning groot zijn, is op zich al begrijpelijk, maar als op donderdag 12 oktober 1944 nieuwe overburen -Duitse Fallschirmjäger- de Groen van Prinstererschool in beslag nemen, nemen ze nog meer toe.
Zoontje Klaas kan het overigens aardig vinden met die nieuwe overburen die veel plezier hebben om dat kleine mannetje dat op straat Duitse liedjes loopt te zingen. Als beloning voor zijn zangkunsten krijgt Klaas regelmatig wat extra’s toegestopt waarvan ook de onderduikers weer kunnen
profiteren. De soldaten gedragen zich netjes. Rieks gaat een keer naar de overkant om een geleende bezem terug te vragen.
De soldaat die de bezem heeft geleend, krijgt een fikse uitbrander van zijn superieur die hem toevoegt: “Wir sind hier nicht in Russland!” Waarna de bezem onder diverse verontschuldigingen wordt teruggegeven.
Gelukkig overleven zowel Efraïm en Johanna alsook de familie Krol de oorlog en kunnen ze op 1 april 1945 de bevrijders begroeten. Helaas is de vreugde bij Efraïm en Johanna van korte duur. Zij moeten vernemen dat tijdens de bezetting hun beide zoons, Edmund en Marcus, en hun enige dochter Dorothea door de nazi’s zijn vermoord. Edmund en Marcus sterven in 1942 in Mauthausen en Dorothea in 1943 in Auschwitz. In dat laatste kamp wordt ook de vrouw van Edmund vermoord. Bevrijding met een hele bittere nasmaak, dus. Efraïm de Leeuw sterft in 1951 op 72-jarige leeftijd en Johanna overlijdt 19 jaar later op 85-jarige leeftijd.