Oh Glanerbrug!
De Fietsenmaker
Als ik aan een fietsenmaker denk, dan zie ik Hennie. Hennie Damhuis was een immer vrolijke hersteller in zijn blauwe overall vol met vetvlekken. Niet dat hij morsig was, integendeel! Ik zie hem daar in zijn piepkleine werkplaats aan de Gronausestraat/Schoolstraat nog staan met allemaal reparatiewerk om hem heen. Met buiten de werkplaats een massa fietsen door elkaar. Fietsen die al gerepareerd zijn, fietsen die hun beurt nog staan af te wachten. Af en toe is het een tour om binnen te komen. Ik herinner me die ene zaterdagmorgen. Buiten is het kil en doet de herfst zich gelden. Binnen in de werkplaats is het behaaglijk.
De radio staat aan en af en toe zingt Hennie uit volle borst een stukje mee. Nederlandstalig wel te verstaan. Het maakt hem niet uit wat de klanten van zijn zangkunsten vinden. Hij zingt. En dat is goed zo. Op die bewuste zaterdagmorgen in het najaar ben ik er met mijn fiets. Het is er “geneuglijk”, daar in die oude werkplaats. Mijn trouwe rijwiel maakt al een tijdje vreemde geluiden en met mijn beperkte technische vernuft resteert er dan maar een optie: naar Hennie Damhuis! Het duurt een tijd voordat ik aan de beurt ben, want Hennie hééft de tijd. Klanten weten dat. Hennie haast zich niet buitensporig, maar onderhoudt zich onder het werken met zijn klanten. Behalve als er dus een bekend deuntje op de radio klinkt. De fiets in de kabel hangt er geduldig bij. Kan natuurlijk ook weinig anders. Af en toe klinkt er gelach. Hennie in de bocht. Hij heeft het meeste plezier om de grappen die hij zelf vertelt. En, of je nou wilt of niet, als Hennie lacht, dan lach je mee. Na een tijd ben ik aan de beurt. Op zijn vraag wat er aan mijn fiets mankeert, vertel ik hem van de vreemde geluiden. Hij vraagt of het soms piept als ik fiets. Zijn pretogen hadden me moeten waarschuwen, maar onnadenkend bevestig ik zijn vermoedens. Dan schatert de vrolijke ondernemer het uit: “Dan löp oe zekers nen moes over de ketting hen!” Gelach door het werkplaatsje. Ook van andere klanten. Even zo goed verhelpt de fietsenmaker het euvel en als ik vraag wat deze reparatie kost zegt hij: “Nem maar wear met! Ik heb d’r wal schik met had. En van dat kleene betke geld van oe wo’k ok nie völ wiezer!” Met een weer soepel rijdende fiets verlaat ik de werkplaats. Op hoes an! Daar waar in het warme thuis een lekker bord snert wacht. Want dat –en een mooi verhaal over deze kanjer van een fietsenmaker- hoort bij een winderige zaterdagmorgen in de herfst.