Verkeerd gekozen.
Nadat op 14 december 1931 in Utrecht ir. Anton Mussert de Nationaal Socialistische Beweging (NSB) opricht, worden overal in ons land Kringen (afdelingen) opgericht en in Enschede is dat op 15 mei 1933 het geval. De oprichtingsvergadering van de Kring Enschede in de Groote Sociëteit wordt verstoord door ongeregeldheden. Arbeiders trekken naar de binnenstad om tegen de NSB te protesteren. Dit protest loopt zozeer uit de hand dat de politie van Enschede de hulp van marechaussees uit Glanerbrug moet inroepen om de rust te herstellen. Op diezelfde avond vinden ook samenscholingen plaats bij woningen van NSB-ers, waarbij ruiten het ontgelden. Desondanks stijgt in Enschede het ledenaantal van de NSB en op het hoogtepunt van haar bestaan telt de Kring Enschede 1243 leden. Landelijk groeit de partij tot 52.000 leden in 1936.
In Enschede daalt het ledenaantal na de Duitse inval met 33 personen en tijdens de bezetting zeggen nog eens 300 leden de NSB vaarwel. Precieze cijfers over het aantal leden van de beweging in Glanerbrug zijn er niet, maar volgens diverse bronnen gaat het om enkele tientallen.
Er is bij de Glanerbrugse bevolking wel degelijk sympathie voor sterk leiderschap en voor een daadkrachtig bestuur te bespeuren. In Duitsland hebben die twee factoren ertoe bijgedragen dat het sneller uit de economische en politieke crisis is gekomen dan in ons land. De vele grensarbeiders merken dit het duidelijkst en ook velen met familie “oawer de poal” merken dat Duitsland een sterke en zelfbewuste natie is geworden na de machtsovername door de nazi’s in 1933.
De mate van betrokkenheid bij de NSB en haar doelstellingen verschilt bij de Glanerbrugse NSB-ers. Sommigen zijn dan wel lid van de beweging, maar manifesteren zich niet als zodanig. Ze hoeden zich ervoor om aandacht te trekken. Anderen daarentegen komen vol trots uit voor hun overtuiging en tonen zich in het openbaar in hun uniform. Blokhoofd Egbert P uit de Veldstraat verschijnt prominent met foto in het partijblad “Volk en Vaderland” als voorbeeld voor andere colporteurs.
De Kringleider van Enschede schrijft ons:
Het is hier op zijn plaats een woord van warme hulde te brengen aan onzen Thuisfrontstrijder, kameraad E. P. (door HKG is de volledige naam vervangen door initialen), geboren 2 December 1872, wonende Veldstraat 24 te Glanerbrug. Huisvader van een eenvoudig, keurig gezin, waarvan alle leden sedert jaren tot de Beweging zijn toegetreden, waarvan een zoon als vrijwilliger aan het Oostfront strijdt en een tweede vrijwillig tot den Wachtdienst toetrad, is vader P. reeds vanaf 1933 lid der Nat. Soc. Beweging.Na zijn zeer werkzaam leven, hij is sedert eenige Jaren gepensionneerd, is deze nestor, trots zijn ruim zeventigjarigen leeftijd nog over een groote dosis vitaliteit beschikkend, nog steeds een werker le klasse.
Sedert 1935 de functie van blokleider bekleedend. belast hij zich sinds 1936 met het innen der contributiegelden en neemt hij, van den beginne af, wekelijks geregeld deel aan de colportage met Vova.
Deze stoere Fries, die trots alle terreur en hoon steeds standhield, gaat er elke week des Vrijdags met Vova’s op uit, legt tientallen kilometers te voet af en is des Zaterdagsmiddags ruim 100 exemplaren Vova kwijt, gedistribueerd juist in die buurten, waar nog voor korten tijd geen N.S.B.-er getolereerd werd. Petten af voor dezen nestor uit onzen kring. Dat hij tallooze jaren in onze gelederen moge meemarcheeren tot voorbeeld van velen onzer.
Deze aandacht voor één colporteur moet anderen moed geven, want ze hebben het bepaald niet gemakkelijk: colporteurs worden vaak uitgescholden of lastig gevallen. In Glanerbrug moet een groepje colporteurs, dat tracht om in de Bultsweg “Volk en Vaderland” te slijten het ontgelden. Teun Stuivenberg, (in de jaren ’60 en ’70 een bekend CPN-raadslid en wethouder van de gemeente Enschede), schrijft in zijn boek “Geniet van je leven, je bent er maar even” over dit vooroorlogse bezoek:
“Zo kon men meemaken dat ook een colportageploeg (van de NSB. red) de Bultsweg inkwam om te colporteren. Er werd praktisch nergens een “Volk en Vaderland” verkocht. Het aanwezig zijn van NSB-ers in een rode buurt als de Bultsweg en de Lonnekerweg was te gek. Snel werd de buurt aktief, om de colportage te verhinderen. Het werkelijke treffen vond plaats bij de gang van B. Donkelaar en G. Slotboom. Hier werden ze gemaand om te vertrekken en de colportage te stoppen. Dit werd door deze vuurvreters geweigerd en er zat niets anders op dan ze met geweld te verjagen. Hier en daar werd er een over het hek geslagen. Er vielen rake klappen aan beide zijden en menigeen liep verwondingen op. De “Volk en Vaderland” kranten wapperden over de straat. Toen verschenen de politieagenten Leidekker en Visseberg op het toneel. Ze bekeken de toestand en sommeerden de NSB-ers de Bultsweg te verlaten om verdere onlusten te voorkomen. Onder hevige protesten volgden ze de bevelen van de politie op.”
Op 9 augustus 1941 om ongeveer 23.30 uur wordt de Glanerbrugse marechaussee gealarmeerd. Er is een vechtpartij aan de gang in het dorp. Leden van de NSB en enkele WA-mannen zijn bijeen gekomen in het huis van een van hen en die bijeenkomst wordt verstoord door een groep “andere burgerpersonen”. Het rapport dat opperwachtmeester J.M. Arendsen, de brigadecommandant te Glanerbrug van het incident opmaakt, vermeldt:
“Een van de WA heeft een steekwond aan de linkerpols en eenige ontvellingen aan de linkerschouder. De verwondingen zijn behandeld door dokter H.G.Oldeboom. De andere heeft eenige ontvellingen en ook de uniformbroek en onderkleeding is beschadigd geworden.” Als oorzaak voor de vechtpartij wordt in het rapport opgemerkt dat de “andere burgerpersonen” bij de woning van een van de WA- mannen het “Oranje boven” hebben gezongen, waarna de vechtpartij is uitgebroken. Arendsen sluit zijn rapport af met: “Een der vermoedelijke daders is bekend. Het onderzoek wordt voortgezet en van een en ander zal proces-verbaal worden opgemaakt.” Helaas vermeldt het rapport niet waar de vechtpartij heeft plaatsgevonden en wie de vechtersbazen zijn geweest.
De Glanerbrugse NSB-ers zijn zoals eerder vermeld zeker niet allemaal heethoofden of overtuigde nazi’s. We hebben van meerdere getuigen vernomen dat ze gedurende de bezetting door NSB-ers zijn geholpen, dat NSB-ers waarschuwen als huiszoekingen dreigen of als er een razzia ophanden is en ook dat leden van de partij geweten moeten hebben van illegale activiteiten, maar dat ze dit niet hebben aangegeven bij de Duitsers. Aan de Ekersdijk woont T. , een NSB-er die geweten moet hebben dat er onderduikers in zijn buurt verborgen worden gehouden, maar hij heeft nooit de bezetter hiervan in kennis gesteld.
Over andere sympathisanten van de Duitsers zijn de reacties minder positief. In de Bultsweg woont S., die bepaald niet van plan is om zich gedeisd te houden. Over hem schrijft buurtgenoot Teun Stuivenberg in zijn boek “Arm, maar toch een rijk leven”:
“Drie woningen van ons af woonde een NSB-er, een zekere S. Eerlijk gezegd hadden wij geen last van die man in onze buurt. Niemand bemoeide zich met hem, omdat de NSB-ers niet zo geliefd waren onder ons volk, want ze waren niet te vertrouwen. Wij wisten wel dat hij zich in de buurt netjes wist te gedragen, maar in Almelo een bruut gedrag aan de dag legde. Hij was daar gehaat door zijn optreden.”
En verderop schrijft Teun over dezelfde buurman die intussen in Glanerbrug als een soort grenswacht aan het werk is:
“ Maar bij de grote razzia (die van oktober 1944, red) waar buurman S. ook dienst had, gedroeg hij zich als een bruut en dreigde iedereen af te schieten die brood of andere zaken wilde afgeven aan de gevangen genomen mannen die klaar werden gemaakt voor vertrek naar Duitsland.”
Behalve “buurman S.” (door Jan Kwant in zijn dagboek een “minderwaardig sujet” genoemd), zijn er nog anderen die in openbaarheid hun voorkeur voor de bezetter uitdragen. Ten minste vier Glanerbruggers vechten met Duitse troepen mee tegen de geallieerden. Een van hen, B.K die aan de Rijksweg woont, sneuvelt aan het Oostfront. Een andere, J. B, komen we tegen in het verslag van de strijd om Wageningen in 1945 als zijn onderdeel daar tegen de oprukkende geallieerden strijdt. Hij is ingedeeld in een Landstormcompagnie en heeft de rang van luitenant. De derde, Z., voelt zich blijkbaar aangetrokken tot het militaire leven, want na de oorlog en nadat hij zijn straf daarvoor heeft uitgezeten, neemt hij dienst bij het Vreemdelingenlegioen. De vierde is M. die in het Aamsveen woont en die achter zijn huis een luchtafweergeschut heeft staan. Als de bevrijders op 1 april 1945 naderen, werpt M. de granaten in een poel, maar die moet hij er na de bevrijding zelf weer uitvissen. En als hij dat in zijn lange witte onderbroek moet doen, leidt dat weer tot de nodige hilariteit bij de buurtbewoners, die weinig sympathie voor de man koesteren.
Voor al degenen die lid zijn van de NSB of die openlijk blijk hebben gegeven van hun sympathie voor de Duitsers, breken angstige tijden aan in het najaar van 1944. De snelle opmars van de geallieerden maakt duidelijk dat het einde van het “Duizendjarige Rijk” in zicht komt. De rol van de NSB is uitgespeeld.
Op 1 april 1945 kan de Glanerbrugse bevolking de bevrijders geestdriftig ontvangen. Een van de Glanerbrugse NSB-ers, R. ,probeert aan arrestatie te ontkomen door op een binnentrekkende tank te klimmen, met de Nederlandse vlag te zwaaien en luidkeels: “Leve de koningin!” te roepen. Zijn late bekering redt hem niet; omstanders halen hem van de tank en leden van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) voeren R. af. De BS-ers pakken overal in het dorp mensen met Duitse sympathieën op en brengen ze naar de Wilhelminaschool aan de Schoolstraat. Een ooggetuige vertelt daarover:
“Ze werden heel hard aangepakt. Ik heb gezien dat ze behoorlijk gepest werden en met emmers water moesten lopen. Dat soort dingen. En degenen die het hardste meededen waren van die “helden” die ineens allemaal bij het verzet hadden gezeten. Jaja…”
Er vinden uitspattingen plaats. Tijdens de aanhouding van Gerrit van L. uit de Cornelis Houtmanstraat, wordt zoveel geweld gebruikt dat de man daar voor de rest van zijn leven een ernstig rugletsel aan heeft overgehouden. En dat terwijl, zo verklaren diverse buurtbewoners, Gerrit eigenlijk niet eens zo’n verkeerde kerel was. Zijn oudere broer Hendrik, die in 1943 het WA-strijdersteken heeft ontvangen, is veel duidelijker op de hand van de Duitsers geweest dan de man die blijvend rugletsel oploopt in 1945.
Alle kopstukken uit de groep van de Glanerbrugse collaborateurs komen voor de rechter en worden veroordeeld. De meesten krijgen een gevangenisstraf opgelegd.
Met de al eerder genoemde S. uit de Bultsweg loopt het na de bevrijding verkeerd af volgens Teun Stuivenberg:
“Toen de oorlog ten einde liep, werd S. als NSB-er in Almelo te grazen genomen. Ze hebben hem dood gevonden in een sloot langs de kant van de weg. Later is vastgesteld, dat ze hem doodgeslagen hadden.”
Blokhoofd P. komt ook voor de rechter. In de krant wordt over zijn vonnis het volgende bericht:
“E.P., zonder beroep, te Glanerbrug gem. Enschede, is o.m. ten laste gelegd lid NSB en in deze beweging de functie van blokleider en inner te hebben vervuld. Ook heeft hij de gelofte van trouw aan Ir.A.A.Mussert, den leider der NSB afgelegd. Hoewel beschuldigde kennelijk een fanatiek Nat.Soc is geweest en veel propaganda voor de beweging heeft gemaakt, heeft het Tribunaal gemeend in verband met den hoogen leeftijd van beschuldigde hem geen verdere interneering dan de reeds ondergane op te leggen. Wel worden hem beide kiesrechten ontnomen.”
P. komt er dus genadig van af. Als in 1948 Juliana de troon overneemt van koningin Wilhelmina verleent de nieuwe vorstin aan veel Nederlandse oud-SS-ers of NSB-ers gratie. Anderen krijgen bij die gelegenheid strafvermindering en van die vermindering of van de gratie profiteren ook de Glanerbrugse veroordeelden.