Standplaats: Nederlands Nieuw-Guinea
Het verhaal van de Glanerbrugger Bertus Meijeringh.
Behalve de uitzending van ongeveer honderd Glanerbrugse jongens en mannen naar het toenmalige Nederlands-Indië tussen 1945 en 1950, werden er ook nog militairen ingezet op het laatste overzeese gebiedsdeel in Azië: Nederlands Nieuw-Guinea. Dit gebied is in handen van Nederland en het is de bedoeling om de macht geleidelijk aan over te dragen op de inheemse bevolking. Maar daarmee is buurman Soekarno van Indonesië het niet mee eens; hij wil het gebied toevoegen aan zijn eilandenrijk en probeert door militaire infiltraties de inlanders te bewegen om in opstand te komen tegen de Nederlanders. De Nederlandse regering stuurt militairen naar Nederlands Nieuw-Guinea. Soms betreft het mannen die vrijwillig gaan en die al eerder in Indonesië zijn ingezet. Glanerbruggers Willie Hering, Cor Heupink en George Oude Vrielink maken de reis naar de Oost voor de tweede keer in hun leven. Naast dit drietal reizen nog eens 12 Glanerbruggers af naar Nederlands Nieuw-Guinea om Indonesische infiltraties te onderscheppen en een eventuele invasie af te weren.
Bertus Meijeringh is een van hen. Bertus heeft over zijn uitzending het een en ander op papier gezet en daaruit citeren we:
“Toen ik 19 jaar was, werd ik opgeroepen voor militaire dienst. Ik kwam terecht bij het Korps Mariniers en werd opgeleid in Doorn en Den Helder. De mariniers waren en zijn nog steeds een keurkorps waar je fysiek een zware opleiding krijgt. Op een dag (in 1959, red.) kregen we te horen dat ook het Korps Mariniers naar Nieuw-Guinea moest. Wij werden als burgers per vliegtuig via Schotland, Alaska en Tokio naar het eiland Biak gevlogen. In Tokio hebben we een tussenstop gemaakt en wij waren in de gelegenheid om de hoofdstad van Japan te bezoeken. Daar zagen wij voor het eerst roltrappen in een groot warenhuis en boven aan de roltrap stonden Japanse meisjes die mensen een hand gaven. Toen ook wij boven kwamen, bleken de meisjes robotten te zijn die er levensecht uitzagen; een totaal andere wereld!
Helemaal een andere wereld was Nieuw-Guinea. Het klimaat was warm en vochtig. Het leek wel alsof je op het einde van de wereld was terecht gekomen. Contact met de plaatselijke bevolking was er nauwelijks. De communicatie gebeurde met handen en voeten en de rimboe was nauwelijks toegankelijk. Met kapmessen, ook wel “parang” genoemd, moest je je dikwijls een weg banen door het oerwoud en elke handeling die je verrichtte kostte je verschrikkelijk veel energie. De nachten waren echt angstaanjagend, vooral ook omdat je de geluiden die je hoorde op geen enkele wijze kon thuisbrengen. De kameraadschap met je medesoldaten en de brieven van huis en van Ineke hielden je op de been.
Van tijd tot tijd waren er contacten met de vijand, soldaten van Soekarno, en werd er over en weer geschoten. Soms lagen er Nederlandse marineschepen voor de kust die dan een bepaald gebied onder vuur namen in de hoop dat ze Indonesische troepen konden verdrijven. Het was al met al een vreemde oorlog in een voor ons totaal vreemd land.”
De strijd dreigt te escaleren als ook Russische schepen in de buurt opduiken. Zware druk van de Amerikanen, die absoluut willen voorkomen dat Soekarno te dikke maatjes wordt met de Russen, en een resolutie van de VN-Veiligheidsraad dwingen Nederland tot de aftocht. Het gebied wordt overgedragen aan de VN en daarna nemen de Indonesiërs het over. De Nederlandse militairen hebben hun plicht gedaan en keren huiswaarts. In mei 1962 keert ook Bertus Meijeringh per vliegtuig thuis en hij schrijft over zijn thuiskomst:
“De aankomst op Schiphol vergeet ik nooit. Want daar stonden Ineke met haar ouders en mijn vader en moeder op ons te wachten. Vrij kost daarna konden wij uit militaire dienst op groot verlof en waren ze ook bij Stork blij dat ik weer thuis was. Nieuw-Guinea is een (klein) deel van mijn leven geweest, maar het is een heftige periode geweest waarover ik niet graag vertel.”