Verloren jaren.
B.J.H.Voogsgeerd (Ben) noemt in een uitgebreide terugblik de periode 1949-1951 “Verloren jaren”. Voogsgeerd wordt op 31 juli 1929 in Glanerbrug geboren en woont aan de Zwarteweg als op 3 maart 1949 de post een brief bezorgt waarin de Glanerbrugger wordt opgeroepen om zich voor militaire dienst te melden. Met vier andere Glanerbruggers vertrekt hij vanaf de bushalte op het Heldersplein naar de Menno van Coehoornkazerne in Arnhem. Van begin maart tot 25 augustus is die kazerne zijn militaire huis. Daarna volgt een specifieke opleiding in Harskamp, waar de mannen worden voorbereid op uitzending naar NL-Indië. Ben heeft tijdens zijn opleiding met een maat afgesproken om niet naar NL-Indië te gaan en hij besluit om na het inschepingsverlof onder te duiken. Ben daarover: ”We hebben toen vaandrig Siegers de hand gegeven en gezegd: “Je ziet ons niet weer”. Na het inschepingsverlof zijn we ondergedoken en van 25 september tot 2 november ben ik ondergedoken geweest bij boeren; aardappels gerooid.”
Als de Militaire Politie (MP) aan de Zwarteweg komt om de 20-jarige dienstplichtige op te halen, is de vogel gevlogen. Er wordt navraag gedaan in de buurt waarbij een van de buurvrouwen de MP’s toevoegt:
”Mijn zoons werden door de NSB-ers opgepakt en naar Duitsland gestuurd. Jullie zijn de nieuwe NSB-ers! Schaam je wat!”
Uiteindelijk besluit Ben om zich toch maar te melden en op 2 november staat hij aan de poort van de kazerne in Schoonhoven. De wachtpost laat hem binnen en pakt de telefoon. Ben schrijft hoe dat verliep:
“Die wachtpost belde iemand op en dat was achteraf een veldpredikant en een pastoor en een officier. Die gasten vertelden ons dat we beter wel naar Indië konden gaan, want de straf was 12 tot 15 jaar voor desertie. Die eerste nacht brachten we door in een gewezen paardenstal op strozakken. Anderdaags werden we naar de beruchte barak gebracht, waar ze probeerden op allerlei manieren je klaar te krijgen voor Indië. Geen middel werd geschuwd. Door speciale stafleden werd druk op je uitgeoefend; grove intimidaties om het verzet te breken. Kapitein Kaam was de ergste. In december 1949 kregen we te horen dat we alle spullen bij elkaar moesten pakken want de volgende dag zouden we het bootbevel krijgen. Een voor een werden we uit de kamer gehaald en op de gang stonden de predikant, de aalmoezenier, kapitein Kaam en kolonel Sluyter (ook zo’n lieverdje). Kapitein Kaam gaf het bevel om in de gereedstaande bus te stappen die naar Rotterdam ging waar we ingescheept zouden worden. Mijn antwoord was: ”Nee, dat doe ik niet!”
Terwijl er mannen zijn die alsnog met de boot naar NL-Indië vertrekken, houdt Voogsgeerd zijn poot stijf; hij gaat niet! Samen met acht anderen wordt hij naar het Huis van Bewaring in Rotterdam gebracht en vandaar gaat het naar Den Haag waar de straffen wegens dienstweigering worden uitgesproken. Ben krijgt een jaar en drie maanden die hij eerst doorbrengt onder erbarmelijke omstandigheden in het Huis van Bewaring. Op 4 mei 1950 wordt de groep “Indië-weigeraars” overgebracht naar Fort Spijkerboor waar de omstandigheden iets beter zijn. De mannen krijgen een blauwe overall aan en worden bij boeren in de Beemster en Schermer aan het werk gezet onder gewapend toezicht. Hierna worden ze in Veenhuizen ondergebracht en behalve het boerenwerk moet er hier ook turf gestoken worden. Ben schrijft over deze tijd:
“In de barakken( zes in totaal) zaten we met ongeveer 120 personen met in elke barak een bewaker in uniform met een groene band om de pet en op de mouwen. We kregen allemaal een chocoladekleurige broek( met touwtjes op te houden) en een jasje waarvan op de ene mouw een brede grijze band genaaid was. Wij werkten soms samen met landverraders, NSB en landwachters samen op het land. Ook hadden we gesprekken met hun. Een van ons, die nogal politiek aangelegd was, vroeg: “Nu jullie Führer dood is, is het idealisme van jullie ook wel over?” Als antwoord kregen we: “Als de paus doodgaat, blijven er toch ook wel katholieken?” Ik heb zelf gezien dat één van die gasten werd opgehaald in een witte Mercedes. Die ging mee naar Duitsland en zie je niet weer. Die gasten kregen levenslang of 20 jaar maar met 5 jaar kregen ze gratie. Verscheidene van onze Indië-weigeraars kregen 2, 3 of 4 jaar straf en kwamen in diverse kampen of gevangenissen terecht. Ook in het Oranjehotel in Scheveningen waar ze samen zaten met SS-ers! Over gratie werd bij Indië-weigeraars niet gesproken en zo kwam ik na bijna anderhalf jaar, op 4 mei 1951 vrij. Bij mijn thuiskomst aan de Zwarteweg stond de hele buurt en mijn familie mij op te wachten. Van de familie kreeg ik een nieuwe fiets en van de buurt een mooi horloge met inscriptie.”
Ben Voogsgeerd kan een periode van “Verloren jaren” afsluiten. Ook in de jaren na zijn terugkeer in de burgermaatschappij blijft hij contact houden met andere Indië-weigeraars en bezoekt hij reünies. Ook publicaties en uitzendingen over deze periode en met name over de lotgevallen van Indië-weigeraars volgt hij nauwlettend. De “Verloren jaren” hebben indruk achtergelaten. Lang.
In totaal hebben tussen de 4000 en 6000 dienstplichtigen geweigerd om uitgezonden te worden naar NL-Indië. Het exacte aantal is moeilijk aan te geven omdat de legerleiding weinig ruchtbaarheid wil geven over het aantal omdat dit demotiverend zou kunnen werken.