Kerstmis van een arme bedelknaap
Kerstmis van een arme bedelknaap.
Snerpend loeit de stormwind buiten,
langs de wit bevroren aard.
Achter dicht bevroren ruiten,
zit een elk, bij het knappend vuur der haard.
En de kinderen zingen blij hun liedjes,
rond de kerstboom vol van schitterend licht.
En de schoonste kerkse melodietjes,
worden vroom ten hemel steeds gericht.
Refrein.
Stille nacht , heilige nacht,
heden is ,t kerstkind geboren.
Herderkens zacht, houden de wacht,
kindje van Bethlehem sluimert, slaap zacht.
Bibberend loopt er langs de straten,
arme bedelknaap nog rond.
Al de wegen zijn verlaten,
niemand waagt zich buiten, zelfs geen hond.
Koude sneeuw dringt door z,n lekke klompen,
en z,n holle maag is nat nog droog.
Gure wind snijd door z,n lekke lompen,
grootte tranen flonkeren in z,n oog.
Refrein.
Stille nacht, heilige nacht,
richt hij zich smekend ten hemel.
En vraagt dan schuw, God laat mij nu,
kerstfeest met de engelen vieren bij U.
Uitgeput en moe van ,t lijden,
valt hij op een stoep terneer.
En hij hoort de kinderen binnen,
vrolijk kerstfeest vieren tot den Heer.
Zijn bevroren handjes saam gevouwen,
slaapt hij in en God verhoort hem daar.
Als ze ,s morgens vroeg z,n lijkje aanschouwen,
viert hij Kerstfeest in de engelenschaar.
Refrein.
Stille nacht, heilige nacht,
glorie excelsior deo.
Schooiertje klein, zal vol festijn,
eeuwig hierboven bij de engelen zijn.